The New Yorker
| New York | Evan Osnos | 11 juli 2017Door al het nieuws over de gevaren van hacken, dreigt een paniekerig sfeertje te ontstaan. Volgens New Yorker-journalist Evan Osnos kunnen we beter eens rustig kijken naar de echte risico’s.
Toen admiraal Mike McConnell, het uiterst deskundige hoofd van de National Security Agency, in 2007 directeur van National Intelligence werd, kwam hij er al snel achter dat veel hoge Amerikaanse ambtenaren niet in de verste verte waren voorbereid op de komst van een digitale oorlog. (Nog geen jaar daarvoor had senator Ted Stevens van Alaska, die voorzitter was van de senaatscommissie die het internet reguleerde, het internet omschreven als een ‘serie buizen’.) Om zijn collega’s wakker te schudden had McConnell een truc uitgehaald: tijdens een afspraak bij een hoge ambtenaar haalde hij een kopie van een memo tevoorschijn dat door zijn gastheer was geschreven en daarna was gestolen. ‘De Chinezen hebben dit van jou gehackt,’ zo legde hij uit, ‘en dat hebben wij weer teruggehackt.’