Esquire
| John Michael O’Sullivan | 12 juli 2016Adam Diment werd eind jaren zestig wereldberoemd met zijn spionageroman The Dolly, Dolly Spy. Zijn rebelse, flamboyante hoofdpersoon Philip McAlpine was een fictieve versie van hemzelf. Waarom verdween hij op het hoogtepunt van zijn succes?
Voordat ik aan dit verhaal begon, kende ik Adam Diment alleen van Wikipedia, als het razend succesvolle literaire wonderkind dat in de jaren zestig met zijn populaire spionageromans in één klap het grootste fenomeen in de Britse boekenwereld werd. In 1967, op zijn drieëntwintigste, sleepte hij op basis van één nog niet gepubliceerd manuscript een contract voor zes boeken in de wacht, met het grootse voorschot dat ooit aan een beginnend schrijver was betaald. Hij werd meer gepromoot als een popster dan als romanschrijver, en de Londense pers noemde hem dan ook ‘de belangrijkste gebeurtenis in de entertainmentindustrie sinds de Beatles’. Overal dook zijn gezicht op, altijd omringd door meisjes, of het nu in de zondagsbijlagen was of op de zijkant van een dubbeldekker.