Proceso
| Juan Villoro | 16 februari 2018María de Jesús Patricio, ofwel Marichuy, wil president van Mexico worden. De kans dat dat lukt is vrij klein. Belangrijker is dat zij de inheemse bevolking van Mexico weer een stem geeft en de draad oppakt van Subcomandante Marcos en zijn Zapatistische Bevrijdingsleger.
Evenals dat van de oorspronkelijke bewoners, van voor de Spaanse overheersing, is het leven van Marichuy (Chuy voor familie en vrienden) begonnen tussen het maïs. ‘Mijn vader was boer. Overdag werkte ik met hem op het land, ’s middags studeerde ik en ’s avonds hielp ik mijn moeder met de kleintjes.’ We spreken elkaar op het kantoor van de Concejo Indígena del Gobierno (Indiaanse Raad van de Regering) in Colonia Doctores, een wijk in Mexico-Stad. Om ons heen zitten raadsleden te ontbijten voordat de algemene vergadering begint. ’s Middags zal Marichuy haar intensieve rondgang langs de indiaanse gemeenschappen vervolgen, deze keer vertrekt ze richting de Golf van Mexico. Haar man, de advocaat Carlos González, die zich sterk maakt voor het behoud van indiaanse gemeenschapsgrond, luistert respectvol naar haar en komt alleen tussenbeide als zij hem naar een datum of de naam van een organisatie vraagt. Als Marichuys mobiel gaat kijkt ze naar het nummer op haar scherm en vraagt haar man welke deelstaat er belt. ‘Guerrero,’ antwoordt hij zonder blikken of blozen.