The New Yorker
| New York | David Grann | 25 mei 2017In het begin van de vorige eeuw werden de leden van de Osage-indianenstam plotseling schatrijk, toen er olie werd ontdekt onder hun reservaat in Oklahoma. Niet lang daarna werden tientallen van hen op mysterieuze wijze vermoord. In 1923 kreeg de voorloper van de FBI opdracht om de zaak te onderzoeken. Bijna een eeuw later ontdekte New Yorker-journalist David Grann dat de moorden nog veel omvangrijker waren dan de FBI destijds naar buiten bracht. In deze voorpublicatie uit zijn boek De maand van de bloemendoder maken we kennis met de Osage-vrouw en haar familie, die de belangrijkste slachtoffers werden van de samenzwering.
In april raken de heuvels en de uitgestrekte vlakten van het deel van Oklahoma waar de Osage-indianen wonen overdekt met miljoenen kleine bloemen: viooltjes en winterpostelein en kleine korenbloemen. De schrijver John Joseph Mathews (1894-1979), zelf een Osage, moest bij deze oceaan van kleuren denken aan ‘goden die confetti hadden uitgestrooid’. Als in mei de coyotes huilen onder een verontrustend grote maan, komen grotere planten, zoals eendagsbloem en suzanne-met-de-mooie-ogen op en beroven de plantjes van hun licht en water. De steeltjes van de bloemen knakken, de bloemblaadjes dwarrelen weg en kort daarna zijn de plantjes alleen nog onder de grond aanwezig. Daarom wordt de maand mei door de Osage-indianen betiteld als ‘tijd van de bloemendodende maan’.