Nadia Harhash: ‘Worden mannen geboren als vrouwenhaters?’

© Ehimetalor Akhere Unuabona / Unsplash

Nadiaharhash.com

| Jeruzalem | Nadia Harhas | 18 november 2021

Na korte blik op de geschiedenis kun je moeilijk anders concluderen dat mannen de neiging hebben vrouwen te willen domineren, stelt de Palestijnse mensenrechtenactiviste Nadia Harhash. Ze ging te rade bij Aristoteles en Plato om te achterhalen waar misogynie vandaan komt. ‘Waarom keken zij eigenlijk neer op vrouwen?’

Nexus-conferentie: ‘Revolutie van de hoop‘

‘Revolutie van de hoop’ is dit jaar het onderwerp van de Nexus-conferentie. Met als hoofdvraag: Waar vinden we, te midden van al onze hedendaagse crises, de revolutionaire hoop, moed en creativiteit om nieuwe werelden vorm te geven? 

Op zaterdag 20 november komen sprekers als Giuseppe Conte, Patti Smith, Wole Soyinka en Mary L. Trump bijeen in Amsterdam om een antwoord te formuleren op deze vragen.

Deze week publiceert 360 Magazine artikelen en speeches van de sprekers van de Nexus-conferentie ‘Revolution of Hope’. De vierde in de reeks is de Palestijnse mensenrechtenactiviste Nadia Harhash.

Na een korte blik op de geschiedenis van de mensheid snel een optelsom maken van alle onrechtvaardigheid en ongelijkheid die het bestaan van vrouwen altijd hebben bepaald, is niet moeilijk. Net zo gemakkelijk is het om snel een rechtlijnig oordeel te vellen en te zeggen dit te wijten is aan de misogyne aard van de man. Want het kan geen toeval zijn dat de meeste mannen uiteindelijk zo worden, hoewel natuurlijk niet allemaal.

Lees ook de artikelen van de andere sprekers van de Nexus-conferentie:

» Patrick J. Deneen: ‘De nieuwe aristocratie verbloemt haar bevoorrechte positie

» Minouche Shafik: ‘We hebben een nieuw sociaal contract nodig’

» Colombe Cahen-Salvador: ‘Mondiaal is het nieuwe normaal’

Maar is de misogyne aard van mannen wel de oorzaak dat ze altijd de neiging hebben vrouwen te willen overtreffen, domineren, onderdrukken en volledig in hun macht willen krijgen? 

Nu ik hier zo bij stilsta, meer dan tweeduizend jaar en paar eeuwen geleden na Plato en Aristoteles, komt er bij er iets me op: waarom keken zij eigenlijk neer op vrouwen? Is het misschien zo dat vrouwen óf duivelse, vrijgevochten hoeren in spe zijn, óf gehoorzame en onderdanige huisvrouwen? 

In de wereld van nu, waarin vrouwen bovendien óf als leeghoofd worden afgeschilderd, óf een doek om hun hoofd moeten dragen, kan het archetype van de man als vrouwenhater nooit veranderen.

Het lijkt wel een stigma, alsof vrouwen niet anders kunnen zijn dan zo.

Maar ik geloof niet dat mannen misogyn worden geboren en ik geloof ook niet dat vrouwen gedoemd zijn tot stereotypische leeghoofdigheid of een nikab.

De vraag blijft dus: waar stonden al die andere vrouwen toen, en waar staan ze nu? 

Aristoteles

Ik ben absoluut niet van plan mannen gratie te verlenen voor al het leed en onrecht dat ze vrouwen hebben aangedaan. Maar toch vraag ik me het volgende af: Aristoteles degradeerde de vrouw in wezen al voor ze überhaupt voet op aarde had gezet, door te beweren dat ze belichaming was van geesten die ooit een slecht leven hadden geleid en daarom hier op aarde veroordeeld waren tot een vrouwenlichaam. Aristoteles beweerde dat vrouwenzielen minder sterk waren dan mannenzielen. Dit gebrek aan zielskracht bij vrouwen betekende dat ze minder gevoelig waren voor emoties die met de ‘ziel’ verband hielden, maar niet wat betreft begeerten.

Om het beeldender te zeggen, in zijn eigen woorden, en binnen het aanvankelijke onderscheid dat hij maakt in The Generation of Animals, hoofdstuk 1 van Boek IV, waar hij de aard van de seksen bespreekt: ‘De man en de vrouw verschillen in persoonlijke capaciteiten en onvermogen. De vrouw is degene die sperma ontvangt, maar kan dat niet zelf vormen, afscheiden of lozen. (…) De vrouw is tegengesteld aan de man en is vrouw vanwege haar onvermogen om [sperma] te voortbrengen en vanwege de koudheid van het bloedvoedsel [de menstruatie].’

De rol van de vrouw is volgens Aristoteles op zijn best die van ontvanger van sperma

De rol van de vrouw is voor hem op zijn best die van ontvanger [van sperma]. In zijn tekst over politieke gemeenschappen in zijn werk Politika geeft hij toe dat er een noodzaak is om zaken te verenigen die niet afzonderlijk kunnen bestaan, en dat de behoefte om te reproduceren niet voortkomt uit vrije wil, maar een natuurlijk fenomeen is.

Hij ziet echter dat dit leidt tot een relatie van heerser en onderdaan die van nature verenigd zijn voor hun eigen welzijn. ‘Want zij die de dingen rationeel kunnen voorzien, zijn van nature heerser en meester, en zij die de dingen lichamelijk kunnen uitvoeren, zijn van nature onderdaan en slaaf. En daarom hebben meesters en slaven baat bij hetzelfde. Daarom is het eerste gezin ontstaan uit de twee verenigingen van mannen en vrouwen en meester en slaven.’

In het licht van deze verhouding tussen heerser en onderdaan ziet hij de rol van de vrouw in het gezin als iets wat het midden houdt tussen slaaf en vrije persoon. 

‘Maar we moeten eerst alles bestuderen en beginnen met de kleinste componenten. En de eerste, allerkleinste componenten van het gezin zijn meester en slaven, man en vrouw en vader en zonen. Daarom moeten we nadenken over wat deze drie [relaties] precies inhouden en hoe die zouden moeten zijn. De eerste is despotisch, de tweede maritaal en de derde reproductief, hoewel de laatste twee geen precieze naam hebben. Laten we nadenken over deze drie dingen die we hebben genoemd.’ 

Aristoteles benadrukt ook dat de relatie tussen mannen en vrouwen er een van heerser en onderdaan is

Hij benadrukt ook dat ‘de relatie tussen mannen en vrouwen er een van heerser en onderdaan is. Als consequentie van hun verschillende functies hebben mannen en vrouwen andere deugden. Hoewel vrouwen het vermogen hebben om te beraadslagen, mist hun rede autoriteit, en terwijl een man over praktische intelligentie kan beschikken, kan een vrouw hooguit tot een waarachtig oordeel komen.’

Wat deugd betreft, volgens Aristoteles is het duidelijk dat mannen en vrouwen noodzakelijkerwijs deugden delen, maar dat er ‘natuurlijke’ verschillen bestaan tussen hen. Volgens hem is de situatie als volgt: ‘Vrije personen heersen op een bepaalde manier over slaven, mannen [domineren] vrouwen op een andere manier en mannen zijn op weer een andere manier de baas over kinderen. In ieder van hen zijn delen van de ziel aanwezig, alleen anders. Slaven beschikken in het geheel niet over een oordeelsvermogen, vrouwen doen dat wel maar in beperkte mate en bij kinderen is dit nog niet goed ontwikkeld.’

Om Aristoteles toch wat krediet te geven, hij geeft toe dat vrouwen intelligent zijn, in staat tot het maken van weloverwogen keuzen en dat ze goede raad kunnen geven. Het is dus niet zo dat vrouwen niet logisch kunnen redeneren, maar dat emoties hun afwegingen vaak overstemmen. Daarin zijn ze anders dan slaven die geen greintje verstand hebben, en kinderen die wel verstand hebben, maar dat niet goed gebruiken!

Vernedering

Als je Aristoteles’ standpunt tegen vrouwen wilt begrijpen, zou je dat enigszins kunnen rechtvaardigen als je bedenkt dat de grote filosoof erg is vernederd door een vrouw. Had dit misschien te maken met het vernederende voorval met Phyllis, de vrouw van Alexander, die Aristoteles als een ezel besteeg en een historisch beeld opdrong van hoe laag deze beruchte filosoof kon zinken?

De houding van Plato tegenover vrouwen in zijn werk De Republiek is progressiever, maar hun recht om Wachter te worden bleef voor hem een punt van discussie. Helaas kun je zijn theorie over de ‘gelijkheid van de seksen‘ ook anders uitleggen. Want het is op zijn minst ambigu dat Plato het vermogen van vrouwen aanvecht om bepaalde taken even goed als mannen uit te voeren dankzij hun vaardigheden en talenten, en niet door hun natuurlijke aard.

Toch hebben Plato en Aristoteles natuurlijk wel een filosofische methodiek geconstrueerd over het concept van de rol van de vrouw en een kader gecreëerd voor unieke denkbeelden over de verschillende uitersten.

Plato zegt: ‘Vrouwen baren kinderen en mannen verwekken ze. Laten we zeggen dat er geen bewijs is dat vrouwen anders zijn dan mannen.’

Plato neigt ernaar te benadrukken dat het gedrag van vrouwen een consequentie is van de samenleving waarin ze opgroeien en niet van haar natuurlijke aard

De Republiek, de ideale staat in het gedachtegoed van Plato, behandelt in Boek V de kwestie van de rol van de vrouw door indirect te pleiten voor opname van vrouwen in de eliteklasse van de Wachters, met als argument dat de wachterklasse de meest getalenteerde personen moest omvatten. 

Toch maakt Plato in de Republiek en andere werken, ook neerbuigende opmerkingen over vrouwen in relatie tot voor de hand liggende domeinen. In Boek V zegt hij bijvoorbeeld: ‘Ik wil het eigenlijk liever niet hebben over de kleine krenterigheden waarvan ze verlost zullen zijn, want die zijn niet vermeldenswaardig (zoals het vleien van de rijken door de armen): alle pijnen en kwellingen waar mannen mee te stellen hebben bij het grootbrengen van een gezin, aan geld moeten zien te komen om zaken voor het huishouden te kopen, geld lenen en niet kunnen terugbetalen, zich in alle bochten wringen en dan het geld aan vrouwen en slaven geven die het mogen houden. Zo veel kwaden van zo veel soorten waar mannen onder gebukt gaan, zijn overduidelijk vreselijk en niet de moeite waard om over te spreken.’

Maar in tegenstelling tot Aristoteles heeft Plato de vrouwelijke natuur nooit gebruikt als verklaring voor zijn kritische mening over hun gedrag. Hij levert vaak kritiek op het gedrag van de Atheense vrouwen, maar de vrouwen in zijn utopische stad die onder ideale omstandigheden zijn opgegroeid, worden beoordeeld op de kwaliteit van hun ziel. En degenen die in aanmerking komen om Wachter te worden, krijgen een strenge opleiding.

Bij de verdediging van de staat tegen vijanden geeft hij de vrouw als Wachter zelfs een meer strategische functie. Maar daar moeten we wel bij vermelden dat deze vrouwen alleen bestaan in zijn ideale stad in De Republiek.

En daarbij moeten we ook opmerken dat Plato net zo kritisch is over mannen omdat die dezelfde wanorde in hun ziel dragen. Plato neigt ernaar te benadrukken dat het gedrag van vrouwen een consequentie is van de samenleving waarin ze opgroeien en niet van haar natuurlijke aard.

In tegenstelling tot Aristoteles noemt Plato ziet lichamelijke processen niet als bepalend voor de kwaliteit van iemands ziel. De biologische verschillen tussen mannen en vrouwen hebben dus geen enkele invloed op hun vermogen om hetzelfde filosofische niveau te behalen.

Hoedster

Kinderen baren is volgens Plato vooral een puur lichamelijk fenomeen en niet zozeer emotioneel of spiritueel. Want na een kind te hebben gebaard, voelen vrouwelijke Wachters geen verlies of verlangen om dat kind op te voeden. Bevallen is gewoon een routineklus. In De Republiek is voor Plato de ideale rol van de vrouw dat te doen wat ze volgens haar aard het best kan.

Hij besteed in De Republiek aandacht aan de kwestie van vrouwen omdat hij het onderwerp van een ideale staat niet kan bespreken als hij de helft van de bevolking weglaat. In Symposium echter, waarin de kwestie van sekse en de rol van de vrouw in de stad niet aan de orde komen en nauwelijks aandacht wordt besteed aan vrouwen, stelt Diotima deze kwestie wel aan de orde. 

Wat betreft het gezin schrapt Plato in De Republiek het traditionele model van het huishouden. Voor hem is de vrouw in de eerste plaats een hoedster die de extra plicht heeft toekomstige burgers te baren.

Plato voelde zich niet aangetrokken tot vrouwen en Aristoteles voelde zich door hen bedreigd

In De Republiek wijst Plato vrouwen een rol toe die bijna gelijkwaardig is aan die van mannen. Alleen moeten we ook nu weer bedenken dat de vrouwen die destijds in Athene woonden, niet de vrouwen waren die hij in zijn republiek voor ogen had. 

Als we rekening houden met de persoonlijke dilemma’s van beide filosofen — een voelde zich aangetrokken tot mannen en de ander werd vernederd door een vrouw — kunnen we beter begrijpen waar hun uitspraken op zijn gebaseerd. Eén voelde zich niet aangetrokken tot vrouwen en de ander voelde zich door hen bedreigd. Eén zag ze als leeghoofden en de ander wilde ervoor zorgen dat ze een sluier droegen. 

Maar bij monde van vrouwen als Diotima die Plato noemt in Socrates’ verslag over Eros (de Griekse god van de liefde, seks en vruchtbaarheid), erkent hij de mogelijke rol van de vrouw op de meest glorieuze wijze: ‘Ik zal proberen voor u de toespraak over liefde te bespreken die ik eens hoorde van Diotima, een vrouw uit Mantinea, die erg wijs was en ook veel verstand had van veel andere zaken. Eens heeft zij zelfs de pest tien jaar lang weten af te weren door de Atheners te vertellen welke offers ze moesten brengen. Zij heeft mij de kunst der liefde onderwezen en ik zal haar toespraak doorlopen, zo goed als ik kan in mijn eentje.’

Die vrouw bestond toen en bestaat nu nog steeds.

Maar er is nog een lange weg te gaan vóór vrouwen geschiedenis zullen schrijven. Alleen dan zullen de sluiers van de hoofden gaan en zullen de leeghoofden vervliegen.

Misschien zullen mannen dan als vrouwen zijn… En bijdragen aan het universum in hun natuurlijke rol als onderdeel van dit bestaan en niet als het middelpunt en de oorsprong daarvan.

Nadia Harhash

Nadia Harhash is een Palestijnse advocate, mensenrechtenactiviste en schrijfster. Ze staat bekend om haar diepteanalyses van het Palestijns-Israëlische conflict en het verslaan van belangrijke onderwerpen in de Palestijnse samenleving. Harhash is columniste van Raj Al-Youm.

Ze is auteur van de autobiografische roman In the Shadows of Men (2016), de diepgravende studie Growth and Development of Palestinian Women Movement during the Mandate Period (2018) en On the Path of Mariam (2019). Haar recentste boek is Nietzsche in Jerusalem: A diary of a Dog (2021).

Harhash is momenteel senior programmamanager bij HEKS/EPER, een ngo die zich inzet voor humanitaire zorg in onder meer Gaza. Daarnaast speelt Harhash een belangrijke rol in de democratische hervorming van de Palestijnse Autoriteit.

Recent verschenen