Aeon
| Londen | Jonathan White | 06 april 2022Oproepdiensten, onregelmatige werktijden en slaaptekort zijn geen privéaangelegenheid, maar een wijdverbreid politiek probleem. De meerderheid die een dag- en nachtritme kan aanhouden, profiteert van de minderheid die onvoldoende aan haar rust komt. Hoe kunnen we deze cyclus doorbreken?
Voor Uber-chauffeurs die de eindjes aan elkaar moeten knopen, kan het verleidelijk zijn om in de auto te slapen. Daarmee worden een paar ritjes bespaard en kunnen de piekuren optimaal worden benut. De chauffeur blijft beschikbaar voor werk, en de app is zo gemaakt dat dat in je voordeel werkt. Er zijn parkeerplekken waar de slaapzakken na zonsondergang tevoorschijn komen, al is het maar voor vijf of zes uur.
Slapen in een voertuig is om voor de hand liggende redenen niet geweldig: hoe lig je comfortabel, hoe ga je om met licht, temperatuur en met gebrek aan faciliteiten? Je slaapt over het algemeen kort en slecht. Dan is er het gebrek aan privacy, de blootstelling aan pottenkijkers, van voorbijgangers tot aan politie. Slapen in een auto is normafwijkend, en wekt daardoor argwaan. Slapen op je werkplek kan vernederend zijn vanwege een gevoel van permanente gebondenheid, misschien wel van uitbuiting. En je slaapt doorgaans alleen.
De parkeerslaper is een schrijnend symptoom van het probleem van de slechte nachtrust in de wereld van nu. Mensen uit alle lagen van de bevolking en met allerlei beroepen, zowel in de openbare als in de particuliere sector, slapen slecht; de een nog veel slechter dan de ander. Tussen de uitersten van dakloosheid en luxe liggen allerlei vormen van stil leed. Een van de bijkomstigheden van de pandemie is dat er aandacht is gekomen voor de ongelijkheid op dit gebied, waarbij onder meer de uitgeputte arts en de oververmoeide bezorger symbool zijn komen te staan voor de uitzonderlijke eisen die aan sommigen worden gesteld. De verschillen op slaapgebied zijn zelden zo groot geweest.
En dit roept vragen op over rechtvaardigheid. Er ontstaan schadelijke, onverdiende en vermijdbare vormen van ongelijkheid doordat de normen van de samenleving voor sommigen onverenigbaar zijn met wat hun lichaam nodig heeft. Er doet zich een reeks fysieke, materiële en sociale ontberingen voor. Als daardoor bovendien bepaalde rechten minder goed kunnen worden uitgeoefend, zijn de gevolgen ook politiek. Wie geen slaap krijgt, wordt van veel meer beroofd dan alleen van zijn nachtrust. Degenen die deze ontberingen niet lijden, dragen soms onbedoeld bij aan het voortduren van de problemen, en hebben er zelfs profijt van. Zo belanden we in het domein van de slaap-waakgerechtigheid, met spandoeken waarop staat: Geen gelijkheid zonder gelijkheid van goede slaap!
Onderhandelbare behoefte
Slaapproblemen zijn niet slechts symptomen van andere problemen. Ze staan ook op zichzelf. Slecht slapen kan slechte omstandigheden minder draaglijk of zelfs ondraaglijk maken, en brengt risico’s met zich mee. Mensen kunnen hun vermogen verliezen om iets aan hun omstandigheden te doen, waardoor andere nadelen langer door blijven werken. Mogelijkheden om een situatie te verbeteren, worden eerder over het hoofd gezien wanneer mensen moe en gedemotiveerd zijn. Slecht slapen is een ernstig nadeel dat nog meer nadelen oplevert.
Slaap is een behoefte, maar wel een onderhandelbare behoefte. Door de tijd heen hebben samenlevingen uiteenlopende gewoontes gekend op dit vlak, en indien nodig kunnen mensen met minder toe. Iedereen weegt slaap af tegen andere prioriteiten. Die eigenschap brengt het risico mee dat een individu wordt uitgebuit, door zichzelf en door anderen. Ongelijkheid op slaapgebied blijft bestaan omdat de gevolgen kunnen worden uitgesteld – maar niet oneindig.
Er wordt vaak gezegd dat mensen steeds korter slapen. Zo wordt beweerd dat de gemiddelde Noord-Amerikaan nu 6,5 uur per dag slaapt, tegenover 10 uur aan het begin van de twintigste eeuw. Dergelijke beweringen worden vaak betwist, en gemiddelden zijn sowieso misleidend. Een verandering van de uitersten zegt meer. Slaaptekort treft een steeds grotere minderheid van de beroepsbevolking. Daarbij spelen verschillende factoren een rol, variërend van technologische veranderingen tot kapitalistische productiviteitseisen. Zwakke vakbonden en lage lonen verhogen de eisen die aan individuele werknemers worden gesteld – de druk om overuren te maken, of om meerdere banen aan te nemen. Die druk doet denken aan die van de negentiende eeuw, beschreven door Karl Marx in ‘De arbeidsdag’ [hoofdstuk 8 uit Het Kapitaal, 1867], maar tegenwoordig zijn er minder werknemersorganisaties om die te beteugelen. Geluidsoverlast door de hedendaagse vervoersinfrastructuur speelt een rol, net als elektronische apparaten die steeds meer aandacht opeisen.
Werknemers in ploegendienst noemen onregelmatig slapen een van de moeilijkste bijkomstigheden van hun werk
Kort slapen betekent vaak ook onregelmatig slapen. Voor een aanzienlijke minderheid veranderen de slaaptijden kort op elkaar. Er wordt soms niet ‘s nachts geslapen en de slaapplaats is onzeker. De dienstensector kent vele voorbeelden. De term ‘clopening’ [een samentrekking van ‘closing’ en ‘opening’] beschrijft ploegendiensten waarbij een werknemer een zaak (een café, een bar) ’s avonds laat sluit en de volgende ochtend weer opent, zodat er geen tijd is voor een volledige nachtrust. Ondanks pogingen om deze praktijk te verbieden, blijft deze wijdverbreid in Noord-Amerika en elders.
Ook onregelmatig slapen kan een bron van uitputting zijn. Werknemers in ploegendienst noemen het een van de moeilijkste bijkomstigheden van hun werk. Het komt vaak voort uit een gebrek aan controle. In onzekere banen worden de roosters vaak op korte termijn gemaakt. In de VS krijgt een kwart van de werknemers in de dienstensector niet meer dan 72 uur van tevoren een oproep, volgens recent onderzoek van de Harvard Kennedy School. De planning is vaak geautomatiseerd, zodat er niemand is om tegen te klagen. De werknemer moet zich aanpassen of riskeert zijn baan; vooral vrouwen en minderheden hebben hieronder te lijden. In meer welvarende sectoren zorgt de opkomst van thuiswerken voor een extra verstoring van de rust, doordat de grens tussen werk en rust vervaagt.
Een derde hedendaagse trend, die minder vaak besproken wordt, is de desynchronisatie van slaap. Meer dan 10 procent van de Britse werknemers werkt ’s nachts, vooral in de zorg, de verpleging, de spoedeisende hulp en transport – een stijging van 3 procent in vijf jaar. Een soortgelijke trend doet zich ook voor in ontwikkelingslanden. Door outsourcing van callcenters en IT-diensten naar Oost-Europa en Azië zijn groepen werknemers ontstaan die geacht worden zich aan de tijdzones van de westerse markten te houden. Zo ontstaat een minderheid die gedwongen afwijkt van de plaatselijke norm. Naarmate de pandemie voor nieuwe onlinediensten zorgt – bijvoorbeeld in het onderwijs of de gezondheidszorg, en zowel in het Westen zelf als op westerse markten – komt een 24/7-wereld steeds dichterbij.
Slaapkloof
De inkorting, onregelmatigheid en desynchronisatie van slaap hebben niet enkel negatieve aspecten. De economische productiviteit kan toenemen. Individuen kunnen aansluiting vinden bij internationale markten. Nachtarbeiders hebben bijvoorbeeld het voordeel van afwezige bazen. Maar de ontwikkelingen roepen de vraag op wie de kans krijgt goed te slapen, en wel op zo’n manier dat het in zijn of haar leven in te passen valt.
Zoals een Britse arts in 2016 aan The Guardian vertelde: ‘Vorig jaar forensde ik 16 kilometer over kronkelige landweggetjes, en na een reeks van zeven opeenvolgende nachtdiensten (in totaal een negentigurige werkweek) botste ik met mijn auto tegen een stenen muur voor mijn huis. Gelukkig bleef het beperkt tot materiële schade. Mijn ziekenhuis had geen rustfaciliteiten na een nachtdienst, dus als ik om tien, elf uur ’s ochtends klaar was met mijn dienst, moest ik beslissen of ik het risico zou nemen om naar huis te rijden of in de gemeenschappelijke personeelsruimte zou slapen, waar mijn collega’s van de dagdienst hun pauzes hielden. Dit is geen waardige situatie. Het is niet veilig en het is niet eerlijk tegenover artsen die gedwongen worden deze beslissingen te nemen, noch tegenover de patiënten die zij behandelen.’
Slecht slapen beïnvloedt iemands stemming, en daarmee zijn inschattingsvermogen
Een verhoogd risico op ongevallen is een van de meest dramatische gevolgen van kort en onregelmatig slapen. Twee op de vijf artsen in het Verenigd Koninkrijk hebben gemeld wel eens achter het stuur in slaap te zijn gevallen, en enkelen zijn daarbij om het leven gekomen. Andere gevolgen van slecht slapen zijn zwaarlijvigheid, infecties, psychische aandoeningen, aandachttekort en een zwak geheugen. Slecht slapen verergert ook andere problemen. Het beïnvloedt iemands stemming, en daarmee zijn inschattingsvermogen en zijn beleving. Zo kunnen nadelen die samenhangen met klasse, afkomst en geslacht worden versterkt. Minder bevoorrechte groepen slapen meestal minder regelmatig, hebben minder controle over hun slaaptijden, minder motivatie om hun hoeveelheid slaap in de gaten te houden en minder invloed op de normen in de samenleving.
Je zou kunnen spreken van een ‘slaapkloof’ tussen degenen die slaap tekortkomen en degenen die uitgerust zijn. Degenen aan de verkeerde kant van deze verdeling zijn niet alleen degenen die korter slapen dan gemiddeld, maar ook degenen met afwijkende behoeften. Verschillende chronotypes reageren verschillend op de eisen van de samenleving. Vooral ‘van nature lange slapers’ hebben te lijden onder korte of onregelmatige slaap. Zieken kunnen een grotere behoefte aan slaap hebben. Leeftijd speelt ook een rol: etnografisch onderzoek wijst uit dat onregelmatig slapen nadeliger wordt naarmate mensen ouder worden. En dan zijn er nog de ‘leeuweriken‘ of ‘nachtbrakers‘, met een aanleg om vroeg respectievelijk laat op te staan, voor wie zelfs standaardroosters van werk of onderwijs moeilijk vol te houden zijn. Zij lijden onder een constante doorbreking van hun natuurlijke ritmes.
Vanuit een libertarisch perspectief zou je kunnen zeggen dat ongelijkheid op slaapgebied geen kwestie van onrecht is, maar een weerspiegeling van de keuzes die mensen maken. Die Uber-chauffeurs die een paar uurtjes slaap pakken op de parkeerplaats leiden misschien een oncomfortabel leven, maar hebben ze daar niet zelf voor gekozen? Het probleem is natuurlijk dat individuele keuzes vaak worden gemaakt vanuit een gebrek aan alternatieven. Zelfs de zogenaamde zelfstandigen kunnen er door platformtechnologie toe worden gedwongen langer en onregelmatiger te werken dan zij zouden willen. En wie chronisch slaaptekort heeft, is zich mogelijk niet bewust van zijn vermoeidheid, waardoor de eigen toestand niet goed kan worden ingeschat. Individuele beslissingen hebben bovendien gevolgen voor anderen, voor familie, buren en vreemden.
Slaapminderheid
Dit laatste wordt het duidelijkst als we kijken naar de gevolgen van slaapdesynchronisatie. Neem een medewerkster van een callcenter die een late dienst heeft en in de vroege uurtjes thuiskomt in de kleine flat die ze deelt met haar ouders. Ze slaapt op de bank om hun slaap niet te verstoren, maar haar vader slaapt licht en wordt wakker – de nacht begint met een ruzie. Die speelt nog door in haar hoofd als ze het te rusten legt, maar ze slaagt erin de slaap te vatten. Ze slaapt een paar uur vast, totdat de ouders om zeven uur opstaan om koffie te zetten. Ze vraagt hen stil te zijn en de radio zachter te zetten – dat doen ze even, maar de muren zijn dun, en de tweede keer dat ze het vraagt luisteren ze niet. Buiten gaat een groep luidruchtige kinderen op weg naar school. Het is te warm om het raam dicht te doen. Rond halfnegen is het even stil, maar dan begint boven een boormachine. Ze spreekt haar buurman aan, maar die kan er niets aan doen, want de bouwvakkers willen het zwaardere werk ‘s morgens doen, en ze hebben al een uur moeten wachten.
Deel uitmaken van een slaapminderheid betekent verstoken zijn van de steun van sociale normen. Nachtslapers kunnen degenen die hen storen vragen om stil te zijn, en mogen verwachten dat hun persoonlijke ruimte wordt gerespecteerd. Dagslapers moeten assertiever zijn in het verdedigen van hun rust en privacy, en lopen veel meer kans genegeerd te worden of een uitbrander te krijgen. Wanneer ze ‘s nachts wakker zijn, kunnen ze ervan worden beschuldigd de privacy van anderen te verstoren of zich zelfs verdacht te gedragen. Deel uitmaken van een slaapminderheid maakt dus kwetsbaar voor veroordeling. Het betekent jezelf moeten rechtvaardigen.
Slaapproblemen vergroten de bestaande ongelijkheid op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs
Het brengt ook een meer praktische ongelijkheid met zich mee. Van huisartsen- en tandartspraktijken tot scholen en universiteiten – alle openbare instellingen in de hedendaagse samenleving zijn nog altijd overdag open, ten nadele van minderheden die een ander ritme hebben. Niet alleen dagslapers worden rechtstreeks getroffen, ook hun gezinsleden. Werknemers in ploegendienst met schoolgaande kinderen zitten gevangen tussen twee slaaproosters en worden belast met de eisen van beide. Bij hun kinderen is vaker sprake van schoolverzuim en gedrags- en medische problemen. De problemen vergroten de bestaande ongelijkheid op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs, en hebben genderspecifieke effecten voor partners die thuis samen de lasten proberen te dragen.
Deze ongelijkheid is niet rechtvaardig zolang de gevolgen ongekozen of onverdiend zijn. Belangrijke minderheden worden uitgesloten van voordelen die de meerderheid wel heeft. Sterker nog, de meerderheid kan profiteren van het ritme van de minderheden, bijvoorbeeld omdat werknemers in ploegendienst sociale functies vervullen. Het zou pas eerlijk zijn als degenen die volgens een ‘normaal’ (nachtelijk) schema slapen, niet zouden meeliften (of goedkoop profiteren) van de offers van degenen die volgens een onregelmatig schema slapen.
De meest schadelijke vormen van ongelijkheid in verband met slaap zijn wellicht van politieke aard. Om aan burgerrechten te voldoen zijn ondersteunende middelen nodig, zoals economische en persoonlijke zekerheid, en de tijd en energie die mensen in staat stellen om verder te kijken dan hun directe behoeften. Wanneer de hoeveelheid slaap beperkt is, van slechte kwaliteit of op een zodanig tijdstip wordt gepland dat andere activiteiten worden belemmerd, lijdt de burgerlijke betrokkenheid daaronder.
Een vermoeide bevolking zal waarschijnlijk eerder instemmen met regimes die minder participatie verlangen
Er wordt gezegd dat chronisch vermoeiden minder vaak gaan stemmen en minder protesteren. Wie onregelmatig slaapt, heeft meer moeite de betrokkenheid in te plannen. Nachtwerkers kunnen zich bovendien vervreemd voelen van zaken en instellingen die zich overdag voordoen. Het feit dat slaapachterstanden vaak samengaan met andere vormen van achterstand betekent dat degenen die minder geneigd zijn om hun politieke rechten uit te oefenen, mogelijk degenen zijn die deze rechten het hardst nodig hebben. Beleidsmaatregelen waarvan zij zouden kunnen profiteren – zoals eerlijke compensatie voor arbeid die hun slaap aantast – worden minder waarschijnlijk als zij niet bij dit beleid betrokken worden. De desynchronisatie van slaap vermindert ook de hoeveelheid overlappende vrije tijd waarin mensen zich politiek kunnen organiseren. Actief burgerschap, van protesten tot partijvergaderingen, is enkel mogelijk als er voldoende vrije tijd is en neemt af wanneer mensen zo uitgeput zijn dat ze enkel rust en privacy verlangen.
Een vermoeide bevolking zal waarschijnlijk eerder instemmen met regimes die minder participatie verlangen. Vermoeidheid vermindert het vermogen van een individu om zelf beslissingen te nemen. Het remt de cognitieve functies af die nodig zijn voor een op de ander gerichte, weloverwogen en daadkrachtige blik. En het leidt waarschijnlijk tot politieke vervreemding en tot de acceptatie van vormen van bestuur die de besluitvorming in handen leggen van elites.
Erich Fromm merkte in Escape from Freedom (1941) op dat autocratische vormen van politiek gebaat zijn bij een bevolking die lijdt aan een ‘toestand van innerlijke vermoeidheid en berusting, (…) kenmerkend voor het individu in het huidige tijdperk, zelfs in democratische landen’. Voor Fromm, een psychoanalyticus, was een dergelijke kwetsbaarheid een van de omstandigheden die de opkomst van het fascisme in zijn geboorteland Duitsland mogelijk hebben gemaakt. Hij wees zelfs op Hitlers vermogen om een publiek te manipuleren door op hun uitputting in te spelen:
‘Hij [Hitler, in Mein Kampf] aarzelt zelfs niet om toe te geven dat de lichamelijke vermoeidheid van zijn publiek een welkome voorwaarde is voor hun suggestibiliteit. Over de vraag welk uur van de dag het meest geschikt is voor politieke massabijeenkomsten zegt hij: “Het schijnt dat ‘s morgens en overdag de wilskracht van de mensen het best opgewassen is tegen degenen die hun mening en wil opdringen. ‘s Avonds echter bezwijken zij gemakkelijker voor de overheersende kracht van een sterkere wil.”’
Volgens Fromm hoopte de autoritaire heerser dat hij zijn mensen vanuit hun behoefte aan slaap kon manipuleren in te stemmen met een vermindering van hun politieke rechten.
Synchroon slapen
Slaap kan ook een manier zijn om te verdelen en te heersen, inspelend op de concurrentiedrang en onzekerheid bij de bevolking. Een van de functionele verklaringen voor synchroon slapen in moderne samenlevingen heeft te maken met conflictpreventie en solidariteit. Wanneer mensen synchroon slapen, is er minder reden voor individuen om bang te zijn dat anderen winst maken ten koste van hen. Echte rust, zou men kunnen zeggen, hangt af van de wetenschap dat anderen ook rusten, zodat er geen sprake is van concurrentie. Met de desynchronisatie van slaap in een 24/7-maatschappij gaat dit niet langer op. De volgende auto op de parkeerplaats staat al klaar, de Uber-app wacht op een bevestiging. Hoe een individu zijn slaap ook indeelt, hij moet rekening houden met de activiteit van wakkere collega’s. Hij moet rekening houden met het vooruitzicht iets te missen, zowel op het werk als in de maatschappij in het algemeen. Wie slaapt terwijl anderen met elkaar in contact staan, loopt altijd de kans dat belangrijke dingen buiten hem om gebeuren – dat tegen de tijd dat hij ontwaakt, het momentum al voorbij is.
Als slapen tegenwoordig in het overheidsbeleid al aan de orde komt, dan wordt het meestal gebracht als een kwestie van zelfzorg. Individuen worden aangemoedigd om de juiste keuzes te maken. Dit patroon komt terug in het publieke debat, waar ‘slaaphygiëne’ wordt aanbevolen, zoals het streven om rond tien uur ‘s avonds te gaan slapen. Als aanpak van slaap-waak gerechtigheid is dit zeer ontoereikend. Zulke reacties neigen ertoe slaap en ongenoegens erover persoonlijk te maken. Individuen verantwoordelijk stellen voor collectieve problemen is over het algemeen al een slecht idee, maar helemaal als het op slaap aankomt, aangezien gevoelens van persoonlijke verantwoordelijkheid extra onrust opwekken.
Interessanter is de vraag of bestaande samenlevingen kunnen worden heringericht op een manier die de slaap-waakgerechtigheid ten goede komt. Wat zou dat inhouden? In de eerste plaats het aanpakken van de oorzaken van een korte en onregelmatige slaap. Naast controle op de werkweek zou men kunnen kijken naar controle op de lengte van diensten. Arbeidsrechten die werknemers meer zeggenschap geven over hun roosters zijn van cruciaal belang en in opkomst, bijvoorbeeld in de vorm van wetten inzake langer van tevoren bekendgemaakte (of vaste) roosters in de VS. Intussen biedt de voorgestelde EU-wetgeving inzake het recht om ‘uit te schakelen’ tijdens een aantal uur waarin van werknemers niet wordt verwacht dat zij op werkaanbiedingen reageren, enige garantie voor rusttijden. In veel sectoren, zo is gebleken uit aanpassingen tijdens de pandemie, zou werknemers meer vrijheid kunnen worden gegeven om te bepalen wanneer zij beginnen met werken.
Recht op slaap
Sommigen vinden dat slaap wettelijk beschermd moet worden: het ‘recht op slaap’. Maar dat lost het probleem van desynchronisatie niet op. Men zou kunnen streven naar een homoritmisch model, waarin het ideaal van gesynchroniseerde slaap centraal staat. Mogelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld arbeidswetten die bepaalde uren aanwijzen voor gemeenschappelijke rust, naar het voorbeeld van wetten op de zondagshandel. Waar sprake is van internationale economische betrekkingen, is regelgeving nodig om de economische activiteit opnieuw te lokaliseren. Maar uiteindelijk kan geen enkele moderne samenleving streven naar een situatie waarin iedereen gelijktijdig slaapt. Ziekenhuizen en sommige andere instellingen moeten ’s nachts open zijn, dus een zekere mate van desynchronisatie moet worden aanvaard.
Een alternatief is om de desynchronisatie van de slaap te omarmen – een polyritmisch model. Dit zou inhouden dat verschillende slaaproosters mogelijk worden gemaakt, zodat de mate waarin een slaaprooster verstorend en benadelend kan werken, afneemt. Een dergelijke benadering respecteert de verschillende biologische behoeften van mensen en meer vrijheid om hun leven in te delen. Men kan zich een wereld voorstellen waarin dit model vrijelijk wordt omarmd – als een utopisch ideaal in plaats van een ongewenste realiteit.
Er zouden strengere regels moeten komen voor geluids- en lichtisolatie, voor sociale afstand en betaalbaarheid
Openbare instellingen zouden op alle uren toegankelijk moeten zijn – dus daginstellingen zouden dag-en-nachtinstellingen worden. Het gaat dan over UWV-kantoren, huisvestingsbureaus en stadskantoren, maar ook om vakbonden en politieke partijen. Minder voor de hand liggend is de oprichting van 24-uurs-burgercentra, met voorzieningen als wifi en openbare eetgelegenheden. Deze bieden een plek voor sociale interactie en zouden bijvoorbeeld een alternatief vormen voor het junkfood waar mensen die op onregelmatige tijden werken gewoonlijk op zijn aangewezen. Meer nationale feestdagen om de nachtrust te herstellen en gemeenschappelijke perioden van vrije tijd kunnen politieke betrokkenheid stimuleren. Instellingen en bedrijven kunnen worden verplicht tot een minimumduur voor besluitvormingsprocessen, zodat op elk moment binnen een periode van 24 uur kan worden gereageerd en bezwaar kan worden gemaakt.
Maar bij een polyritmische aanpak komen ook allerlei aspecten van sociale hervorming kijken. Hoge woondichtheid, van flatgebouwen tot rijtjeshuizen, dateert vaak uit een tijd waarin mensen op ongeveer dezelfde tijden werkten, zodat ze minder last hadden van elkaar. Om ze aan te passen aan een tijdperk van gedesynchroniseerde activiteit zouden er strengere regels moeten komen voor geluids- en lichtisolatie, voor sociale afstand en betaalbaarheid. De mogelijkheid om ruimer te wonen, vooral in de context van thuiswerken, lijkt van cruciaal belang om de ongelijkheden op slaapgebied te verminderen. Hiermee raken we aan de basis van hoe de maatschappij en de economie zijn georganiseerd.
Pleitbezorgers
Het probleem hiermee is dat deze aanpassingen een zekere mate van goede wil van de overheid veronderstellen. Veel van de besproken politieke uitdagingen ontstaan omdat hiervan juist weinig sprake is. En juist om die reden moeten mensen in staat worden gesteld deel te nemen aan democratische processen. Een uitgeruste bevolking, en alles wat nodig is om daarvoor te zorgen, heeft bij overheden misschien een lage prioriteit, en is misschien zelfs ongewenst. Wat zou het betekenen om de gevolgen van een slechte nachtrust aan te pakken zonder de steun van een overheid – op een manier die meer doet denken aan de negentiende-eeuwse strijd die Marx beschreef?
Het is moeilijk om een zogenaamde slaapkloof aan te pakken; degenen die slecht slapen hebben misschien hooguit dat kenmerk gemeen. Het kunnen ook minderheden van tijdelijke aard zijn, in die zin dat werkroosters van tijd tot tijd worden aangepast. Een van de uitdagingen rond slaap-waakgerechtigheid is dat het niet duidelijk is wie de pleitbezorgers ervan zouden zijn.
Het fundamentele probleem is dat alleen instellingen en organisaties – die ver afstaan van de kwetsbaarheden van het individu – de druk van vermoeidheid kunnen weerstaan en kunnen proberen de oorzaken ervan aan te pakken. Mensen die te maken hebben met korte, onregelmatige en gedesynchroniseerde slaap, zullen daar in het algemeen juist moeite mee hebben. Mensen die vermoeid zijn en door hun rustschema’s van elkaar worden gescheiden, zijn des te afhankelijker van instellingen als een politieke partij of beweging of een vakbond, maar kunnen daar vaak geen beroep op doen vanwege hun positie. Als de vermoeide minderheden een halt willen toeroepen aan de neerwaartse spiraal van het slechte slapen, moet het initiatief waarschijnlijk van de uitgeruste meerderheid komen.
Jonathan White is hoogleraar politicologie aan de London School of Economics and Political Science en visiting fellow aan The New Institute in Hamburg. Co-auteur van onder meer The Meaning of Partisanship (2016); auteur van Politics of Last Resort: Governing by Emergency in the European Union (2019).
Lees ook: