The Guardian
| Londen | Tom Lamont | 12 december 2020Dominic Van Allen heeft werk, een telefoon, een bankrekening met wat geld erop, maar geen huis. Totdat hij besluit een stukje grond te ‘lenen’ van een chique park in Noord-Londen. Geen methlab of moordenaarshol, gewoon zijn eigen ondergrondse bunker.
Voordat het allemaal misging bracht Dominic Van Allen de laatste uren van zijn avonden meestal door in een pub genaamd The Garden Gate. Daar viel hij al drinkend en kletsend niet snel uit de toon en stak hij zelfs keurig af bij de andere gasten, die verschillende gradaties van slonzigheid vertoonden. Honduitlaters kwamen met doorweekte honden aanzetten. Uitgeputte artsassistenten sloften na hun dienst met opgestroopte mouwen naar binnen. Er waren oudere mannen in nette kleding, broos als antieke kapstokken, en nonchalant geklede professionals die in de financiën of het entertainment werkten en dure huizen bezaten in de buurt. ‘En juist die rijke klootzakken,’ verwonderde Van Allen zich, ‘konden het zich veroorloven er het minst verzorgd uit te zien.’ Zelf droeg hij stevige laarzen, een kakibroek en een leren motorjack, en kon hij doorgaan voor een fietskoerier, bouwvakker, misschien een klusjesman uit het nabijgelegen ziekenhuis, waar ze hem in de personeelskantine kenden omdat hij soms bij zonsopgang een kopje koffie met korting kwam kopen.