Wat Guantánamo met hen deed. De gevangene en zijn beul

© Shane T. McCoy / U.S. Navy/Getty Images

Die Zeit

| Hamburg | Bastiaan Berbner, John Goetz | 29 juni 2022

In de strijd tegen terreur moest een folteraar, mister X, de gevangene Mohamedou Ould Slahi breken. Elke nacht probeerde hij een nieuwe wreedheid uit. Op verzoek van Slahi hebben ze elkaar gesproken; de zwakke, aan zichzelf twijfelende dader en het sterke slachtoffer.

De man die zich in Guantánamo ‘mister X’ noemde droeg, wanneer hij folterde, een masker en een spiegelende zonnebril. De man die hij kwelde mocht zijn gezicht niet zien. Nu, zeventien jaar later, staat mister X in zijn garage, ergens in Amerika, aan een pottenbakkersschijf. Een man met een kaal hoofd en een grijzende baard, getatoeëerd in de nek. Zijn handen, groot en sterk, vormen een grauwbruine klomp klei. Het potje zal niet bijzonder mooi worden, dat is al te zien. Hij zegt dat zijn kunst nu eenmaal zo is: hij voelt zich meer aangetrokken tot het lelijke.

Mister X heeft lang nagedacht over de vraag of hij journalisten wil ontvangen om te praten over wat er toen gebeurd is. Het zou de eerste keer zijn dat een folteraar uit Guantánamo zich openlijk uitlaat over zijn daden. Aan de ontmoeting op deze dag in oktober 2020 zijn heel wat mailtjes voorafgegaan. Nu zijn we eindelijk bij hem. We hebben al een interview van meerdere uren achter de rug, waarin mister X ons over zijn wrede werk heeft verteld. We hebben hem verteld dat ook de man die hij indertijd mishandelde graag met hem wil spreken. Mister X antwoordde dat hij op zijn beurt zeventien jaar lang naar zo’n gesprek had verlangd, en dat hij er anderzijds ook zeventien jaar lang bang voor is geweest. Hij vroeg een half uur bedenktijd. Bij het potten draaien zou hij goed na kunnen denken.

De man die graag met hem zou willen spreken heet Mohamedou Ould Slahi en gold in de zomer van 2003 als de belangrijkste gevangene in het kamp van Guantánamo Bay. Van de bijna achthonderd gevangenen daar werd, voor zover bekend, niemand zo zwaar gefolterd als hij.

Sommige gebeurtenissen zijn bepalend voor een levensloop. Al duren ze, gemeten aan een heel leven, helemaal niet zo lang, in dit geval net acht weken, ze maken zo’n indruk dat ze alles wat voorafging doen vergeten en hun stempel drukken op alles daarna.

Special Projects Team

Destijds, in de zomer van 2003, was mister X halverwege de dertig en ondervrager in het Amerikaanse leger. Hij behoorde tot het zogenaamde Special Projects Team, dat als opdracht had om Slahi te breken. De gevangene had tot dusver hardnekkig gezwegen, maar de geheime diensten waren ervan overtuigd dat hij over belangrijke informatie beschikte. Informatie die misschien zelfs de volgende grote aanslag zou kunnen voorkomen of zou kunnen leiden naar Osama Bin Laden, die toen de meest gezochte terrorist ter wereld was: de leider van Al Qaida en hoofdverantwoordelijke voor de aanslagen van 11 september 2001.

De opdracht van het team was om het kwaad te overwinnen. Om dat te bereiken zette het er een ander kwaad tegenover.

Mister X folterde hem ’s nachts. Elke nacht dat Slahi’s zwijgen langer duurde probeerde hij een nieuwe wreedheid uit. Hij zegt dat martelen uiteindelijk een creatief proces is. Als we mister X horen beschrijven wat hij gedaan heeft, is het bij vlagen ademstokkend, en dat lijkt mister X zelf soms ook zo te ervaren tijdens het vertellen. Dan schudt hij zijn hoofd. Stopt even, strijkt door zijn baard, vecht tegen zijn tranen. ‘Man, ik kan het zelf niet geloven,’ zegt hij.

adver artikel 1 1
Klik op de afbeelding of scan de QR-code om van de aanbieding gebruik te maken.

Als hij zo praat, krijg je niet de indruk dat dat alles lang geleden is gebeurd. Het is ook inderdaad nog niet voorbij. Mister X zegt dat er nauwelijks een dag voorbijgaat waarop hij niet over Slahi nadenkt of waarop die hem niet in zijn dromen opzoekt. Slahi was het ongeluk van zijn leven, in de ergste betekenis van het woord.

Er is een moment geweest dat zich niet alleen in zijn geheugen gebrand heeft, maar ook zijn ziel heeft vergiftigd, zegt mister X. Die nacht ging hij de verhoorruimte in, waar Slahi, klein en vermagerd, in zijn oranje overall op een stoel zat, vastgeketend aan een ring in de vloer. Mister X, groot en gespierd, had weer iets nieuws bedacht. Deze keer deed hij alsof hij razend was. Hij schreeuwde wild, slingerde stoelen door de ruimte, sloeg met de vuisten tegen de muur en smeet Slahi papieren in het gezicht. Slahi beefde over zijn hele lichaam.

De reden waarom hij dit moment nooit meer kwijtraakt, zegt mister X, is niet dat hij de angst gezien had in de ogen van Slahi, maar dat hij, mister X, ervan genoten had die angst te zien. Slahi zo te zien sidderen, zegt hij, voelde als een orgasme.

Mohamedou Slahi is nu vijftig jaar oud. In december 2020, twee maanden na ons bezoek bij mister X, staat hij aan het Atlantische strand. Voor hem breken de golven op de Mauretaanse kust, niet ver achter hem begint de eindeloze uitgestrektheid van de Sahara. Slahi draagt een Mauretaans gewaad en een tulband die zich aftekenen tegen de stralend blauwe hemel boven hem. Met samengeknepen ogen kijkt hij uit over de zee en zegt hij dat hij, als hij hier met een een aanhoudend westelijke koers zou wegzeilen, aan zou komen waar hij veertien jaar lang werd vastgehouden, aan de zuidoostelijke punt van Cuba. 

Als hij ’s avonds de ogen sluit en in slaap valt, zegt hij, dan komt ook vaak de gemaskerde man weer terug

Sinds vijf jaar is Slahi weer vrij. Maar ook hij kan de tijd in Guantánamo niet van zich afschudden, evenmin als mister X. Hij woont nu weer in Nouakchott, de hoofdstad van Mauretanië, aan de rand van de woestijn, de plek vanwaar de VS hem enkele weken na 11 september 2001 lieten ontvoeren. Anders dan toen is hij tegenwoordig een beroemdheid. Hij wordt op straat aangesproken, vanuit zijn huis verschijnt hij via Zoom aan universiteiten en op podia over de hele wereld om mensenrechtenschendingen in de VS aan de kaak te stellen. Als hij ’s avonds de ogen sluit en in slaap valt, zegt hij, dan komt ook vaak de gemaskerde man weer terug.

Toen een van de auteurs van dit artikel hem in 2017 voor het eerst bezocht, uitte Slahi een wens – hij zou zijn folteraars graag terugvinden. Hij had toen al een boek geschreven over zijn tijd in Guantánamo. In de laatste zin nodigt hij de mensen die hem hadden gekweld uit om thee met hem te drinken. ‘Mijn huis staat open.’

Bij deze eerste ontmoeting, en ook nu weer, in december 2020, zegt hij dat hij in de tijd van de martelingen in Guantánamo vooral één ding heeft gevoeld: haat. Keer op keer had hij zich voorgesteld op welke wrede manier hij mister X zou ombrengen. Hem, zijn familie en iedereen die iets voor hem betekende. Maar toen had hij in de eenzaamheid van zijn cel, door na te denken, te bidden en te schrijven, ingezien dat wraak geen oplossing is. Dus besloot hij iets anders te proberen: vergeving.

Kracht van het collectief

Wat dit jaar opvalt aan de nominaties voor de Innovation Award van de European Press Prize, is de kracht van het collectief.

Zo werkte een groep van achttien journalisten samen aan Sneakerhunt, een crossmediaproject van Die Zeit en mediapartners FLIP en NDR, waarin middels gps-trackers die werden verstopt in weggegooide schoenen, antwoord wordt gezocht op de vraag: Wat gebeurt er met onze oude schoenen?

Ook van Die Zeit en even fraai gevisualiseerd is Hier sind wir. Een softwareprogramma plukte 49 individuen uit 30.000 aanmeldingen; ze vormen een prachtige statistische doorsnede van de Duitse bevolking: rijk en arm, oud en jong, West en Oost, hoog- en laagopgeleid, gezinnen en alleenstaanden. Wat zijn hun gedachten over Duitsland in dit verkiezingsjaar?

Maar liefst 38 redacteuren en 16 Europese redacties, waaronder die van Follow The Money, werkten aan ‘Steden te huur: onderzoek naar zakelijke verhuurders in heel Europa’, gecoördineerd door Arena for Journalism in Europe. Met vragen als ‘Wie zijn de bedrijven en investeerders die in heel Europa zoveel woningen kopen?’ en ‘Hoe beïnvloedt dit fenomeen het leven van mensen in Europese steden?’, wordt duidelijk hoezeer huisjesmelkers een Europees probleem zijn.

Lola García-Ajofrín was dan weliswaar individueel verantwoordelijk voor tekst, foto’s en video-interviews voor Inside Elephant Territory: How Sri Lankans Are Trying to Mitigate the World’s Deadliest Human-Elephant Conflict , gepubliceerd door het Poolse Outriders, maar ook zij had uiteindelijk een heel team nodig voor het realiseren van deze prachtige multimediale reportage.

In de stilte van zijn cel dwong hij zich tot de gedachte dat deze grote, sterke man, mister X, in werkelijkheid een klein, zwak kind was. Een kind dat hij, Mohamedou Slahi, over het hoofd zou strelen, waarbij hij zou zeggen: wat jij gedaan hebt is erg, maar ik vergeef het je. Het proces van de heropvoeding van zichzelf duurde meerdere jaren, maar op een zeker moment, hij zat nog altijd in zijn cel in Guantánamo, was het hem gelukt zich zozeer te overtuigen van de oprechtheid van deze gedachte, dat hij werkelijk de behoefte voelde om te vergeven.

Toen Slahi de wens uitsprak mister X te spreken, zei hij dat hij hoopte daardoor rust te vinden voor zijn nog altijd rusteloze ziel. In het gunstigste geval zou hij de oude, pijnlijke herinneringen van toen kunnen vervangen door nieuwe, goede herinneringen.

Zo begon onze zoektocht naar mister X

Hoe moet je je een man voorstellen die een andere man martelt? In Amerikaanse documenten, bijvoorbeeld in een onderzoeksrapport van de senaat, staat beschreven wat mister X gedaan heeft. Het zijn beschrijvingen van het grofste psychische en soms ook fysieke geweld.

Kom je hem nu tegen, dan gebeurt er iets bijzonders. Je kunt het beeld dat zich uit al die berichten in je hoofd heeft gevormd, niet rijmen met de man die voor je zit. We weten met zekerheid dat hij mister X is. Vroegere collega’s van hem hebben ons zijn identiteit bevestigd. Maar de mister X die wij leren kennen is een fijnzinnige kunstliefhebber. Een ontwikkelde, in geschiedenis geïnteresseerde man. Al met al een tamelijk sympathieke vent. Na verscheidene dagen die we met hem doorgebracht hebben, kun je je niet aan de indruk onttrekken dat hij blijkbaar ook een heel empathisch mens is.

Juist omdat hij zo meevoelend was, was hij zo goed als ondervrager, als folteraar

Mister X vertelt dat hij af en toe daklozen in een restaurant uitnodigt, en ook dat het voorkomt dat hij moet huilen voor de tv als hij nieuws ziet uit rampgebieden. Juist omdat hij zo meevoelend was, was hij zo goed als ondervrager, als folteraar. Je moet je in de man tegenover je kunnen verplaatsen. Wat zal hem nog meer pijn doen? Wat zou hem nog onzekerder kunnen maken? Waar zit zijn zwakke plek? Maar vanwege die empathie is hij ook kapotgegaan aan wat hij toen gedaan heeft.

Kort nadat hij in de winter van 2003 Guantánamo had verlaten, begon mister X te drinken. Niet zelden drie flessen rode wijn op een avond. Hij bracht meer en meer tijd door in bed en sprak steeds minder met zijn vrouw en zijn kinderen. Slapen kon hij nauwelijks meer. Hij speelde met de gedachte om zelfmoord te plegen, vertelt hij. Een arts stelde de diagnose PTSS (posttraumatische stressstoornis). De folteraar had het trauma opgelopen dat je eerder bij zijn slachtoffer zou verwachten.

Er bestaan veel studies over het psychisch lijden van slachtoffers van marteling. Oorlogsvluchtelingen uit Syrië, ontsnapte mensen uit Libische kampen waar ze mishandeld werden, Oeigoerse gevangenen uit China – bij zulke mensen worden vaker depressies, verslavingen, concentratieproblemen, slaapproblemen en zelfmoordgedachten vastgesteld.

Mister X leed aan al deze symptomen.

Je zou de ontdane mister X kunnen zien als de verpersoonlijking van het trauma dat de hele VS sinds 11 september 2001 heeft opgelopen. Na die oergebeurtenis heeft het land, dat in de strijd tegen terreur de waarden van het Westen wilde verdedigen, precies die waarden verraden. Rechtsstatelijkheid. Gerechtigheid. Democratie. En sinds die oergebeurtenis wordt het land sterker dan ooit tevoren verscheurd door een alomtegenwoordig geweld, dat gepleegd wordt door kapotte mensen. Rellen, aanslagen, haatmisdaden. Lijdt de VS als geheel misschien aan een soort PTSS?

‘Het zou fatsoenlijk zijn om Slahi oog in oog te zeggen dat ik spijt heb van wat ik hem heb aangedaan’

Sinds zeventien jaar, zegt mister X, gaat hij gebukt onder de schuld die hij op zich geladen heeft. Hij heeft medicijnen geslikt, is in therapie geweest en heeft een nieuwe baan gezocht. Al zeventien jaar probeert hij zijn fout goed te maken. Een paar dingen zouden hem geholpen hebben. Een beetje. Maar niet echt. Misschien ook omdat hij in al die jaren stiekem wel wist dat hij, om echt met zichzelf in het reine te komen, dringend één ding zou moeten doen. ‘Het zou fatsoenlijk zijn om Slahi oog in oog te zeggen dat ik spijt heb van wat ik hem heb aangedaan. Dat het fout was.’

Geschenk uit de hemel

Zo gezien is Slahi’s aanbod om te komen praten, dat wij journalisten hem voorleggen, een geschenk uit de hemel. De mogelijkheid om er definitief een streep onder te zetten. Maar er is een gedachte die mister X achtervolgt en die het hem moeilijk maakt het aanbod aan te nemen.

Mister X beschouwt Slahi nog altijd als een terrorist. En wel een van de geniaalste van de recente geschiedenis. Een charismatisch man, een manipulator, een begenadigd communicator, die indertijd al vier talen beheerste: Arabisch, Frans, Duits en Engels, en er in Guantánamo nog een vijfde bij leerde: Spaans.

Slahi was waarschijnlijk de sluwste mens die hij ooit is tegengekomen, zegt mister X. Zo sluw dat het Slahi gelukt is zijn ondervragers te misleiden, net zoals het hem nu lukt om miljoenen mensen op de wereld te doen geloven dat hij onschuldig is. Mister X zegt dat hij de psyche van deze mens beter kent dan die van zijn eigen vrouw. Wekenlang heeft hij niets anders gedaan dan zich in deze man verplaatsen en één ding is hem duidelijk: Slahi is een briljante leugenaar.

In het jaar 2010 oordeelt een Amerikaanse rechter dat Slahi vrijgelaten moet worden, omdat de vermeende bewijzen van de federale regering tegen hem niet deugen als bewijs. De regering gaat in hoger beroep.

In het jaar 2015 verschijnt het boek dat Slahi in de gevangenis heeft geschreven: Guantánamo dagboek. Het is zwaar gecensureerd maar de boodschap is duidelijk: de VS hebben een onschuldige gemarteld. Het boek wordt een bestseller.

In Mauretanië wordt hij ontvangen als een held

In het jaar 2016 komt Slahi vrij, na veertien jaar zonder aanklacht. In Mauretanië wordt hij ontvangen als een held.

In het jaar 2019 wordt bekend dat Guantánamo dagboek verfilmd zal worden. Jodie Foster en Benedict Cumberbatch zullen erin spelen. De Oscarwinnaar Kevin Macdonald zal de regie voeren.

In het jaar 2020 wordt op de site van The Guardian de trailer gepubliceerd van een documentaire waarin een van Slahi’s bewakers naar Mauretanië reist en voormalige vijanden vrienden worden.

Zogenaamde vrienden, zegt mister X. Hij gelooft niets van dat ‘geklets over vergeving’ van Slahi. De filmscènes – de wandeling in het Saharazand, Slahi die zijn bewaker lachend in een Mauretaans gewaad helpt – heeft Slahi allemaal echt meesterlijk in scène gezet: Slahi, die grootmoedig vergiffenis schenkt, de fatsoenlijke David die zich ver verheft boven de verdorven Goliath – het verhaal van een held.

Dat is wat mister X zo lang doet aarzelen: Slahi, vreest hij, zou ook hem voor zijn toneelstukjes kunnen gebruiken. Hij zou de hele wereld kunnen laten zien: kijk dan, nu verontschuldigt zich niet zomaar een onbeduidende bewaker, maar ook mijn folteraar, en ik vergeef ook hem! Slahi zou een nog grotere held worden.

Is de behoefte van mister X om zijn slachtoffer te ontmoeten groter dan zijn vrees om door hem gebruikt te worden?

Mister X heeft een klein, lelijk potje gedraaid. Het moet nu drogen. Hij zet het opzij, droogt zijn handen af aan een handdoek en kijkt ernstig. Lang zwijgt hij. Dan zegt hij: ‘Ik ga het nu tot een goed einde brengen. O mijn God.’

Het beeld bibbert, het geluid is slecht, en heel even staat in het gezicht van mister X de hoop te lezen dat de techniek hem zal redden. Dan verschijnt op het computerscherm voor hem het gezicht dat hij zo goed kent – even smal als toen, maar verouderd. De man op het beeldscherm heeft, anders dan Slahi in 2003, nauwelijks nog haar. En Slahi draagt nu een bril met een zwart montuur.

Bijna middernacht

In Mauretanië is het laat geworden, bijna middernacht, maar Mohamedou Slahi is wakker gebleven. Ook hij heeft bezoek van een lid van ons team. Per telefoon hebben we de afgelopen uren Slahi vanuit de VS op de hoogte gehouden: er is een beetje vertraging; mister X heeft nog even tijd nodig.

Nu vormt zich ook op de monitor in Mauretanië een beeld. De grijze baard, het kale hoofd, de tatoeages in de nek.

Mohamedou kijkt zijn pijniger in het gezicht. Geen masker, geen zonnebril.

Mister X: Meneer Slahi. Hoe gaat het met u?

Mohamedou Slahi: Hoe maakt u het, meneer?

Mister X: Niet slecht, en u?

Mohamedou Slahi: Met mij gaat het heel goed.

Mister X: Dat is mooi.

Mohamedou: Dank u, dat u ernaar vraagt.

Mister X: Ja meneer. Ik heb heel erg geaarzeld om dit te doen. Maar ik wil u toch een paar dingen zeggen.

Ja meneer. Ik heb heel erg geaarzeld om dit te doen. Maar ik wil u toch een paar dingen zeggen

Mister X zag hem voor het eerst op 22 mei 2003. Hij stond in Guantánamo in een obervatieruimte en keek door een onewayscreen. Daar, in de verhoorruimte, werd Slahi op dat moment ondervraagd door twee FBI-agenten. Een half jaar lang hadden ze bijna elke dag met hem gesproken – zonder het geringste succes. Over enkele dagen, dat was al beslist, zou het leger het overnemen: mister X en zijn collega’s.

Midden in de ruimte stond een tafel, aan de ene kant de agenten, aan de andere Slahi. De FBI had koeken meegebracht. Een van beide agenten, blond en groot, blijkbaar de baas, bladerde in de Koran en zei iets over een passage. Toen stond Slahi op. Hij droeg geen handboeien, geen ketens. Hij liep om de tafel heen, nam de Koran uit handen van de agent en zei: Nee, nee, dat begreep hij verkeerd. Hij moest dat zo en zo begrijpen. Ten slotte nam mister X waar hoe de agenten Slahi omhelsden als een vriend. ‘Daar begreep ik niks van!’ zegt hij.

De FBI-agent die in de Koran bladerde, heet Rob Zydlow. Ook met hem hebben we gesproken. Hij woont in Californië; sinds een paar maanden is hij met pensioen. Mislukken vindt hij een groot woord, maar inderdaad, bij Slahi heeft zijn plan niet gewerkt. Hij heeft het op de nette manier geprobeerd, maar of hij nu zelfgebakken koeken meebracht, zoals op die dag, of een hamburger van McDonald’s, of hij nu natuurdocumentaires bekeek met Slahi of zich door hem Arabisch liet leren, Slahi liet simpelweg niets los. Hij zei steeds alleen maar: ‘Ik ben onschuldig.’

Slahi op zijn beurt zegt vandaag dat de koek van de FBI goed gesmaakt heeft; het fijnst vond hij de documentaire over de Australische woestijn, en de poging van Rob Zydlow om Arabisch te leren sloeg helemaal nergens op. Het klopte dat de mensen van de FBI maandenlang min of meer fatsoenlijk met hem omgingen, maar hij was deze agenten geen antwoorden schuldig. Het was andersom: zij waren hem antwoorden schuldig. Waarom hadden de VS hem laten ontvoeren?

Pentagon

Slahi wist niet dat op die dag achter de spiegel een man toekeek die hij niet veel later zou leren kennen als mister X. Hij wist niet dat in het Pentagon op dat moment een document van het ene bureau naar het volgende verhuisde om te worden ondertekend, tot aan minister van Defensie Donald Rumsfeld. Een document waarin voorbeelden werden genoemd van methoden die deze man mocht inzetten om gevangene Mohamedou Slahi aan het praten te krijgen. Een stuk dat een kader aangaf, maar dat het folterteam nog veel ruimte liet voor eigen ideeën.

Robert Zydlow vertelt dat hij bij de legerlui die het overnamen een regelrechte jachtkoorts bespeurde.

Mister X vertelt dat hij naar de legerwinkel was gereden en een blauwe overall had gekocht. Slahi was een mensenvanger, dat had zijn omgang met de FBI-agenten bewezen. Dus nu, zo was de logica, zou Slahi niet met een mens te maken krijgen, maar met een figuur uit een horrorfilm.

Op de middelbare school zat mister X in de toneelclub. Nog steeds speelt hij Dungeons & Dragons, een gezelschapsspel met elfen, orks en draken, hij leest strips en houdt van sciencefiction. Terwijl een paar van zijn collega’s indertijd altijd maar weer hetzelfde deden – vragen, vragen, vragen – leefde hij zich in in rollen, hij ging er helemaal in op.

Op de avond van 8 juli 2003 trok mister X zijn overall aan, zwarte legerlaarzen, zwarte handschoenen en een zwart masker, met daarbij een spiegelende zonnebril. Hij liet Slahi in de verhoorruimte brengen en aan de ring in de vloer vastmaken. De ketting was zo kort dat Slahi alleen gebukt kon staan. Toen zette mister X een cd-speler aan en vulde heavymetalmuziek de ruimte, oorverdovend hard.

Let the bodies hit the floor

Let the bodies hit the floor

Let the bodies hit the floor

Let the bodies hit the floor

Mister X zette het lied op repeat, deed het licht uit, schakelde een stroboscooplamp in, die schelle witte lichtflitsen uitzond en verliet de ruimte. Een tijdlang, zegt hij, heeft hij uit de naastgelegen kamer toegekeken. Maar de muziek was zo luid dat hij niet kon denken. Dus ging hij naar buiten om een sigaret te roken.

Slahi vertelt dat hij probeerde te bidden, zich terug te trekken in zijn eigen gedachten. Hij heeft niet gepraat.

Mister X probeerde nieuwe songs uit. Het Amerikaanse volkslied, een reclameclip voor kattenvoer die alleen uit het woord ‘miauw’ bestond. Mister X zette de airco hard aan, tot Slahi over zijn hele lichaam rilde. Mister X zette de verwarming zo hoog dat Slahi’s kleren drijfnat werden van het zweet. Mister X legde zijn voeten voor Slahi op tafel en vertelde hem dat hij een droom had gehad. Daarin was een lijkkist van pijnboomhout in de aarde van Guantánamo neergelaten. Op de kist stond een nummer. 760, het gevangenennummer van Slahi. En dan die woede-uitbarsting, die hij later niet meer kon vergeten.

Maar wat hij ook deed, Slahi zweeg.

‘Het valt me zwaar dit gesprek te voeren, omdat ik niet van uw onschuld overtuigd ben’

Mister X: Het valt me zwaar dit gesprek te voeren, omdat ik niet van uw onschuld overtuigd ben. Ik geloof nog altijd dat u een vijand van de Verenigde Staten bent. Maar wat we u aangedaan hebben was verkeerd. Dat staat vast. Zoiets verdient niemand. 

Mohamedou Slahi: Ik kan u verzekeren dat ik nooit een vijand van uw land was. Ik heb nooit een Amerikaan kwaad gedaan. Feitelijk heb ik überhaupt nooit iemand iets aangedaan. Nooit.

Of Mohamedou Slahi een terrorist was, zoals mister X meent, of volledig onschuldig, zoals Slahi zelf verklaart, zal waarschijnlijk nooit worden opgehelderd. Misschien was hij iets daartussenin, een sympathisant. In onze speurtocht naar concrete strafbare daden, naar terroristische acties van Mohamedou Slahi, hebben wij met veel mensen gesproken uit zijn naaste omgeving of die zijn geval goed kenden. Daarbij waren mensen van de veiligheidsdienst in Duitsland, waar Slahi elf jaar lang woonde, mensen van geheime diensten in Mauretanië en de VS, rechercheurs en meerdere leden van het Special Projects Team. We hebben Duitse en Amerikaanse documenten gelezen. Na jaren van onderzoek vonden we… niets.

Sahara

Twee uur rijden van Nouakchott is Mohamedou Slahi opgegroeid, in de zanderige uitlopers van de Sahara. Zijn vader zorgde voor de kamelen, zijn moeder voor de twaalf kinderen. Hij was een buitengewoon goede leerling op school – net als zijn even oude neef Mahfouz. Als tiener, midden in de jaren tachtig, deelden de neven een kamer. Tot laat in de nacht lazen ze boeken over de islam, en verlangden ernaar om net als duizenden jongemannen uit de hele islamitische wereld naar Afghanistan te reizen om tegen de ongelovige Sovjetbezetter te vechten. Maar voor zo’n reis waren ze te arm. Toen kreeg Slahi een stipendium om in Duitsland te studeren.

In 1990, negentien jaar oud, schreef hij zich in om in Duisburg elektrotechniek te gaan studeren. Vijf jaar later kreeg hij als gediplomeerd ingenieur een baan bij het Fraunhofer Institut für Mikroelektronik. Hij bouwde nu microchips voor de gerenommeerde Duitse onderzoeksinstelling en verdiende 4000 mark per maand. 

Dat was het ene leven van Mohamed Slahi. Het andere was tijdens zijn studie begonnen

Dat was het ene leven van Mohamed Slahi. Het andere was tijdens zijn studie begonnen.

1990: verblijf in een opleidingskamp van Al Qaida in Afghanistan. Wapentraining. Eed van trouw gezworen aan de emir Osama bin Laden.

1992: tweede reis naar Afghanistan, waar de islamisten op het punt stonden de Afghaanse regering ten val te brengen. Slahi was ingezet in een artillerie-eenheid. Na twee maanden keerde hij terug naar Duitsland, zogenaamd, zoals hij later zou zeggen, omdat de islamisten hem met hun onderlinge gevechten hadden teleurgesteld – dat had helemaal niet geleken op de paradijselijke heerschappij van God op aarde zoals hij zich die had voorgesteld.

Rond die tijd hadden Al Qaida en het Westen nog een soort gemeenschappelijk belang, tenslotte hadden de mensen van Bin Laden geholpen om een eind te maken aan de Sovjetbezetting van Afghanistan.

Als we Slahi vragen hoe zijn relatie met Al Qaida was in 1992, na zijn terugkeer naar Duitsland, dan zegt hij: ‘Dit hoofdstuk van mijn leven was afgesloten. Ik verbrak alle verbindingen. Ik las de tijdschriften niet meer, stelde me niet meer op de hoogte van de activiteiten van Al Qaida, had geen vrienden meer in de organisatie, geen contacten meer, met niemand, ook niet telefonisch, helemaal niets.’ 

Als dat klopte, had Slahi de organisatie de rug toegekeerd voordat ze zich tegen de VS keerde.

Maar het klopt niet. Slahi hield contact: met zijn neef, met wie hij vroeger een kamer gedeeld had en die intussen onder de naam Abu Hafs al-Mauritani een vertrouweling van Osama bin Laden was geworden. Die neef belde hem zelfs een keer op met de satelliettelefoon van Bin Laden; met een vriend in Duisburg, die betrokken was bij de aanslag op de synagoge op Djerba in april 2002; met een andere vriend die later veroordeeld werd omdat hij een aanslag op La Réunion had voorbereid. En in oktober 1999 had Slahi in Duisburg drie gasten te logeren, van wie een Ramzi Binalshibh was, die later een van de belangrijkste voorbereiders zou worden van de aanslagen op 11 september. Die Binalshibh zei later tegen zijn Amerikaanse ondervragers dat de twee andere gasten twee van de vliegtuigkapers waren. Bij die ontmoeting in Duisburg zou Slahi hun aangeraden hebben om naar Afghanistan te reizen.

Slahi’s betrekkingen met Al Qaida

Slahi verbrak niet alle contacten. Integendeel, de lijst van zijn vrienden en bekenden leest als een hoofdstuk uit Al Qaida’s Who’s who.

Als we Slahi vragen naar die contacten, dan bevestigt hij alles, maar doet hij alsof het een belediging is dat we deze kleinigheden überhaupt ter sprake brengen. Dat waren gewoon zijn vrienden, en wat zijn vrienden geloofd of gedaan hebben, had niets met hem te maken. 

Al die contacten en vriendschappen – het is niet zo moeilijk je voor te stellen dat mister X en zijn collega’s daar jachtkoorts van kregen. Niet te geloven wat Slahi allemaal zou kunnen weten, ook al zou hij er zelf misschien nauwelijks bij betrokken zijn.

Misschien zou hij de ondervragers naar zijn neef leiden, de vertrouweling van Bin Laden. Men vermoedde dat de neef en Bin Laden samen voortvluchtig waren.

Hoeveel mensenlevens zouden ze kunnen redden als hij eindelijk eens zou gaan praten?

Hoeveel mensenlevens zouden ze kunnen redden als hij eindelijk eens zou gaan praten?

Mister X zegt dat hij en zijn team het gevoel hadden in de voorste linies te vechten van de oorlog tegen terreur. Hij was zich ervan bewust geweest dat president Bush persoonlijk op de hoogte gesteld zou worden als hij iets belangrijks uit Slahi wist los te krijgen.

Wekenlang sloofde mister X zich uit met Slahi. Zonder succes. Toen kreeg hij een nieuwe baas, een man die Richard Zuley heette, roepnaam Dick.

Mister X zegt nu over hem: ‘Dick is een duivelse motherfucker.’

Richard Zuley zelf zegt: ‘Alles wat mister X uit Slahi kreeg, was flauwekul. Slahi had alles onder controle. Dat moesten wij veranderen.’

Zuley woont tegenwoordig in een rijtjeshuis in het noorden van Chicago. Hij heeft hier jarenlang bij de politie gewerkt. Nu, met pensioen, brengt hij veel tijd door op het vliegveld, waar zijn kleine vliegtuigje staat. Als Zuley vertelt hoe hij de verhoren van Slahi overnam, glimlacht hij: ‘Toen was het geen vraag meer wie het voor het zeggen had.’

Zuley suggereerde aan Slahi dat zijn moeder zou verkracht worden als hij bleef zwijgen. En onder zijn commando werd Slahi halfdood geslagen. Dat was op een dag in eind augustus 2003. Toen mister X Slahi’s bloedige en opgezwollen gezicht zag, zegt hij, was hij geshockeerd. Dit grove lichamelijke geweld was voor hem ver over de grens van het toelaatbare en was ook niet in overeenstemming met de lijst van Rumsfeld. Mister X sprak zijn chef erop aan – en werd nog op dezelfde dag van de zaak afgehaald.

Als we Zuley vragen waarom, antwoordt hij: ‘Ik zette mensen in die effectief waren.’ Geen spoor van enig besef van onrecht, alleen maar trots dat het hem gelukt was Slahi te breken.

Slahi werd die avond naar een nieuwe cel gebracht. ‘In die cel was niets,’ herinnert Slahi zich. ‘Geen raam. Geen klok. Niets aan de wand waar ik naar had kunnen kijken. Het was pure eenzaamheid. Ik weet niet hoelang het duurde, ik wist niet eens of het dag of nacht was, maar op een gegeven moment klopte ik en zei dat ik bereid was te praten.’

Pen en papier

Na maanden van zwijgen praatte Slahi nu zoveel dat Zuley hem pen en papier liet brengen, en later een computer. Slahi schreef dat hij een aanslag op de CN Tower in Toronto had voorbereid. Hij somde medeplichtigen op. Hij tekende organogrammen van terreurcellen in Europa. Slahi zegt dat dat allemaal verzonnen was.

De geheime diensten meldden inderdaad algauw twijfels aan de juistheid van de informatie die Zuley’s team aan hen doorgaf. In november 2003 liet Zuley Mohamedou Slahi een test ondergaan met een leugendetector. Die herriep zijn bekentenis, en het apparaat sloeg niet aan.

Mohamedou Slahi: U weet zo weinig over mij. Blijkbaar heeft uw regering u maar heel weinig informatie verschaft…

Mister X: Laat me u iets duidelijk maken.

Mohamedou Slahi: Mag ik mijn zin afmaken alstublieft?

Mister X: Pardon. Gaat u verder.

Mohamedou Slahi: De militaire officier die mij aan moest klagen, Stuart Couch, wilde in het begin de doodstraf eisen, maar toen realiseerde hij zich dat ik onschuldig was. 

Stuart Couch is nu 56 jaar oud en rechter. Een correct geklede man met een kortgeknipt militair kapsel en een zwaar zuidelijk accent. Op een zondagmorgen in januari 2021 hebben we afgesproken in een hotel in Charlottesville, Virginia. Couch vertelt over zijn christelijke familie en over zijn tijd als soldaat bij de marine die hem heeft gevormd. Hij schetst van zichzelf het beeld van een man die is opgevoed met een sterk geloof in waarden en regels. Regels die iets van hem vergden toen hij in het voorjaar van 2004 de zwaarste beslissing van zijn carrière moest nemen.

Doodstraf

De regering van de VS had hem, de militair aanklager, de opdracht gegeven om de belangrijkste gevangene in Guantánamo Bay, Mohamedou Slahi, aan te klagen. Dat was vanzelfsprekend potentieel een geval van doodstraf, zegt Couch. Tenslotte moest men ervan uitgaan dat Slahi de latere vliegtuigkapers voor Al Qaida had gerekruteerd – bij die ontmoeting in zijn woning in Duisburg.

Er waren veel aanwijzingen voor Slahi’s connecties met Al Qaida, namelijk de vele vriendschappen en contacten. Couch ging ervan uit dat het bij zoveel rook een kwestie van tijd was voor men op het vuur zou stuiten. ‘Mijn grootvader zei altijd: als je bij de honden gaat liggen, krijg je vlooien. En o man, die Slahi moest bij veel honden gelegen hebben.’

Maar Couch vond geen vuur – geen enkel bewijs. In plaats daarvan vond hij iets anders. Bij een gerechtelijk bezoek ter plaatse in Guantánamo hoorde hij op een verdieping luide muziek uit een verhoorruimte schallen. Let the bodies hit the floor. Door de kier van de deur zag hij helle lichtflitsen. Binnen zat een gevangene voor twee luidsprekers aan de vloer geketend.

‘Wat ik gedaan heb was marteling. Zonder twijfel’

Dat tafereel stuitte hem als mens en als christen tegen de borst, zegt hij. Als aanklager begreep hij meteen: als ze dat ook met Slahi deden, had hij een groot probleem. Wat die gezegd had, of nog zou zeggen, zou voor de rechter geen enkele betekenis hebben. ‘Onder marteling vertellen mensen alles, of het nu klopt of niet. Als het martelen maar ophoudt,’ zegt Couch.

Hij begon uit te zoeken wat er op Guantánamo allemaal gebeurde. Kort nadat hij Slahi’s bekentenis ontving, kreeg hij zekerheid: die was niets waard.

Stuart Couch vertelt dat hij dagenlang in tweestrijd had verkeerd. Als hij geen aanklacht zou indienen, zou dat betekenen dat ze mogelijk een terrorist lieten ontsnappen. Hij consulteerde een priester. Daarna deelde hij zijn meerdere mee dat hij zich van de zaak terugtrok.

Het kwam nooit tot een proces. Desondanks bleef Slahi nog twaalf jaar in gevangenschap. Pas in oktober 2016 werd hij vrijgelaten; het was een van de laatste besluiten van de regering-Obama.

Als we Stuart Couch nu vragen of hij meent dat Slahi destijds een terrorist was, antwoordt hij: ‘Ik weet het niet.’

Je hoeft alleen maar te letten op hoe Slahi communiceert. Hij speelt spelletjes – dat doet een onschuldige niet

Mister X zegt dat hij er zeker van is. Je hoeft alleen maar te letten op hoe Slahi communiceert. Hij speelt spelletjes – dat doet een onschuldige niet.

Gewiekste politicus

Inderdaad krijgen we, als we Slahi in het gesprek met mister X observeren, soms de indruk naar een gewiekste politicus te kijken. In totaal zes keer zegt mister X dat de marteling niet had mogen gebeuren. Geen enkele keer gaat Slahi daarop in. In plaats daarvan spreekt hij over andere dingen – zijn onschuld en kritiek op Amerika. Eén keer begint hij over Khalid Sjeik Mohammed, de belangrijkste planner van 9/11, die nog altijd in Guantánamo vastzit. Een andere keer over de Amerikaanse oorlog in Afghanistan.

Mister X: Ik ga niets over Khalid Sjeik Mohammed zeggen, ook niets over politiek. Ik kan alleen praten over de technieken die ik gebruikt heb. Dat die verkeerd waren en dat ik het nooit had moeten doen. U had nooit mishandeld mogen worden. U had nooit geslagen mogen worden. Zo zijn wij niet. Zo ben ik niet.

Mister X vertelt Slahi dat hij hem heeft geschilderd, zes jaar na die augustusdag in 2003. De bloedende Slahi met een kapotte lip en dichtgeslagen oog. Nu, tijdens het gesprek, verzoekt hij ons journalisten per WhatsApp een foto van het schilderij naar Mauretanië te sturen.

Mohamedou Slahi: Ah, wow! Deze gevangene op het schilderij ziet er veel beter uit dan de werkelijke gevangene destijds. (Hij lacht.)

Mister X: U zag er inderdaad niet erg goed uit op die dag. En dit schilderij moet u niet… het was bedoeld om te bevatten wat er die dag met u is gebeurd.

Zijn PTSS was zo erg geworden dat hij niet meer kon werken. De alcohol hielp niet meer, de medicijnen werkten ook niet meer

Mister X schilderde het toen hij net ontslag had genomen uit het leger. Zijn PTSS was zo erg geworden dat hij niet meer kon werken. De alcohol hielp niet meer, de medicijnen werkten ook niet meer. Dan maar schilderen. Hij zegt dat hij hoopte dat de artistieke confrontatie een catharsis zou brengen. Maar het deed alleen maar meer pijn. Dus heeft hij het schilderij weer vernietigd. Alleen de foto bestaat nog.

Mister X: Ik moet met deze schaamte leven. Misschien is dat een kleine overwinning voor u, dat ik met mijn gedrag moet leven.

Mohamedou Slahi: Uhm, dat weet ik niet… Ik had altijd de indruk dat u een intelligent mens bent. En ik kon moeilijk begrijpen hoe u mij zoiets aan kon doen.

Slahi stelt precies de vraag die het leven van mister X beheerst. Nadat de kunst hem geen antwoord kon bieden, probeerde hij het met de wetenschap. Hij schreef zich aan de universiteit in voor het vak Creative Studies. Hij bestudeerde hoe creativiteit voor kwade doeleinden wordt ingezet: voor sigarettenreclames, massavernietigingswapens, marteling. Hij las studie na studie op zoek naar een verklaring waarom hij tot zoveel wreedheid in staat was. Uit al die lectuur heeft hij meegenomen dat de hang naar wreedheid in alle mensen schuilt. Die komt naar boven als de omstandigheden het toestaan. De omstandigheden in zijn geval waren: een land dat om wraak schreeuwde. Een president die successen eiste. Een meerdere die de ondervragers aanspoorde.

Mister X: ‘Mijn land heeft een paar behoorlijk rottige dingen van mij verlangd, en ik heb ze gedaan. Daar haat ik mezelf om, en ik haat mijn land dat het zo’n monster van mij gemaakt heeft.’ Hij spreekt het uit: ‘Wat ik gedaan heb was marteling. Honderd procent. Zonder twijfel.’

De weinige studies die bestaan over mensen die gemarteld hebben, maken aannemelijk dat er twee typen folteraars bestaan. Een soort die daarna verder leeft alsof er niets is gebeurd, en de soort die eraan onderdoor gaat. Wetenschappers vermoeden dat het wereldbeeld van de folteraar beslissend is voor de categorie waarin hij zal passen.

Als een mens, zoals Richard Zuley, martelt in de overtuiging dat het moreel juist is een enkeling te kwellen om mogelijk duizenden anderen te redden, dan zal hij er waarschijnlijk onbeschadigd van afkomen.

Martelt hij, zoals mister X, in weerwil van zijn eigen humanisme, dan zullen schaamte en schuld waarschijnlijk een trauma veroorzaken. De symptomen lijken dan vaak op die van de slachtoffers van marteling. Maar één ding komt er vaak nog bij: een diep wantrouwen tegen instituties. Wanneer iemand in naam van een systeem, een ideologie of een land tot zoiets afgrondelijks wordt gedwongen, wordt diens vertrouwen in dat systeem, die ideologie of dat land ook aangetast. 

Is verzoening ooit mogelijk?

Mohamedou Slahi, het slachtoffer, is daarentegen iets gelukt wat therapeuten heel zelden zien. Vaak blijven de slachtoffers in een situatie van hulpeloosheid en uitzichtloosheid vastzitten. Slahi heeft zich uit die hulpeloosheid bevrijd. Hij heeft zichzelf tot acteur gemaakt.

Op het internet zijn talrijke video’s van Slahi’s optredens te zien. Het publiek is vaak zichtbaar ontroerd als hij vertelt hoe hij zijn bewaker in Mauretanië heeft ontvangen. Actrice Jodie Foster, die voor haar rol als Slahi’s advocaat in de film De Mauretaniër een Golden Globe heeft gewonnen, zegt in een verklaring bij de prijsuitreiking over hem: ‘Jij hebt ons zoveel geleerd: wat het betekent om mens te zijn. Levenslustig. Liefdevol. Vergevensgezind. Wij houden van je, Mohamedou Slahi!’

Het is altijd dat ene wat de mensen ontroert, en waarom ze hem bewonderen: dat hij de wil heeft, en in staat is, om te vergeven.

In zekere zin, zegt Slahi in een van onze interviews in Mauretanië, is vergeving voor hem ook een vorm van wraak. Hij wreekt zich op zijn folteraars en alle mensen die twinitig jaar lang de Amerikaanse War on terror vochten: voor de ogen van de wereld ontmaskert hij degenen die zich voor de good guys hielden als de bad guys. En zichzelf, de vermeende boosdoener, stileert hij tot de goede mens.

Mohamedou Slahi: Ik wil u zeggen: ik vergeef u, zoals ik allen vergeef die me pijn gedaan hebben. Ik vergeef de Amerikanen…

Mister X: Ja ja…

Mohamedou Slahi: … van ganser harte. Ik wil in vrede met u leven.

Voor mister X werkt het niet, hij wijst Slahi af. De twee vinden elkaar niet. Nog een laatste poging: Slahi probeert het met een ander onderwerp.

Mohamedou Slahi: Hoe gaat het nu met u? Bent u getrouwd? Heeft u kinderen?

Mister X: Ik ga niet over mijn familie praten of over waar ik woon, wat ik doe of niet doe. Zo zit dat, makker.

Het gesprek duurt 18 minuten en 46 seconden en eindigt met frustratie aan beide kanten.

Mohamedou Slahi: Hoe dan ook, ik wens u het beste.

Mister X: Ik u ook.

Mohamedou Slahi: Ik denk dat je bent wat je doet. Ik vergeef u met heel mijn hart, ook als u mij daar niet om vraagt.

Mister X: Okay. Ik heb niets meer te zeggen. Dag meneer Slahi.

Mohamedou Slahi: Dag.

Als de videoverbinding is verbroken, blijven beiden onverzoend achter, de zwakke, aan zichzelf twijfelende dader en het sterke slachtoffer.

Wanneer een mens een ander mens martelt, is dat behoorlijk intiem. Tranen, schreeuwen, pijn. Angst. Naaktheid. Een folteraar ziet dingen die anders alleen iemands partner ziet, áls die ze al te zien krijgt. Mister X en Mohamedou Slahi zijn elkaar vreemd en vertrouwd tegelijk. Ze weten alles over de ander – en niets. In dit gesprek, waarin schijnbaar niets gemeenschappelijks zit, wordt duidelijk dat ze toch één ding met elkaar delen: die acht weken Guantánamo in de zomer van 2003 hebben hen gemaakt tot wie ze nu zijn.

Zijn lijden heeft hem niet alleen pijn en nachtmerries gebracht, maar ook welstand en aanzien

Mohamedou Slahi leeft voornamelijk van zijn geschiedenis, van dat wat hem werd aangedaan. Zijn lijden heeft hem niet alleen pijn en nachtmerries gebracht, maar ook welstand en aanzien. Hij is getrouwd met een mensenrechtenadvocate die in Guantánamo werkte en heeft met haar een kind. Hij heeft zijn lot gekanteld.

In het leven van mister X is bijna alles omgekeerd. Hij stemt niet langer op de Republikeinen, maar op de Democraten. Hij is niet meer voor de doodstraf, maar ertegen. Hij twijfelt of hij nog langer in de VS wil wonen, en denkt over emigratie.

Sinds enkele jaren geeft mister X les aan jonge soldaten en FBI-agenten in verhoortechnieken. Altijd zijn er bij het begin van de cursus mensen die vinden dat martelen geoorloofd zou moeten zijn. Hij zegt dan: nee, in geen geval. Martelen vergt een hoge prijs. Niet alleen van degene die het ondergaat, maar ook van degene die het doet. Soms vertelt hij dan over zichzelf.

John Goetz is onderzoeksjournalist bij de Duitse publieke omroep NDR. Nadat Slahi in 2016 werd vrijgelaten uit Guantanamo, bezocht Goetz hem in Mauritanië, waar Slahi de wens uitsprak om zijn folteraars te ontmoeten. Goetz ging naar hen op zoek en vond onder anderen de man die Slahi als hoofddader noemde: mister X.

Zeit-redacteur Bastian Berbner sloot zich een jaar geleden aan bij het onderzoek. Daarna volgden reizen naar Slahi en naar Mister X en interviews met rechercheurs, mensen van de geheime dienst en leden van het martelteam. Er is ook een documentaire gemaakt: Slahi und seine Folterer.

Recent verschenen