Margo Jefferson is een van de toonaangevende denkers over ras en klasse in de Amerikaanse maatschappij. 360-hoofdredacteur Laura Weeda sprak haar over haar laatste boek, Het bouwen van een zenuwstelsel. ‘Ras is nog steeds een onderwerp dat een grote rol speelt in het dagelijks leven van veel mensen.’
The dream is to be your own work in progress, zegt Margo Jefferson in een interview met het Amerikaanse tijdschrift Granta. Ze doelt hiermee onder andere op ontsnapping aan de stigmatisering van zwarte schrijvers, en zwarte vrouwen, in Amerika, en helemaal in het ‘Negroland’ waar ze opgroeide; een klein, bevoorrecht segment van de zwarte Amerikaanse samenleving, dat bekendstond als de zwarte bourgeoisie of de Afro-Amerikaanse hogere klasse in de jaren vijftig en zestig. Het is tevens de naam van haar tweede boek (2015), een memoir over haar eigen jeugd, waarin ze, in de woorden van Anita Sethi in The Observer, ‘op fascinerende wijze [onderzoekt] hoe haar persoonlijke ervaring de politiek kruiste, van de burgerrechtenbeweging tot het feminisme, evenals de geschiedenis voor haar geboorte’.
Haar eerste boek gaat over Michael Jackson (On Michael Jackson, 2006) en is een analyse van zijn opkomst en levensloop; ‘(…) geen rechttoe rechtaan biografie, noch (…) een poging om zijn onschuld of zijn schuld te claimen wat betreft de kindermisbruikschandalen die, ondanks dat hij werd vrijgesproken, zijn gedachtenis achtervolgen. Een “ontcijfering” is waarschijnlijk de meest nauwkeurige beschrijving van het boek, de intelligente speelsheid van Jeffersons proza vormt het perfecte voertuig voor een analyse die even intelligent als leesbaar is’, aldus Lucy Scholes in The Independent.
In haar meest recente boek, Het bouwen van een zenuwstelsel (Constructing a Nervous System, 2022, in het Nederlands vertaald door Jenny Mijnhijmer), verklaart Jefferson dat ze zelf te veel aan verwachtingen is gaan voldoen. ‘Gedurende het grootste deel van mijn volwassen leven had ik het gevoel dat ik mezelf in stukken moest breken – hameren, zagen, de onwaardige delen weg moest beitelen – en daarna weer opbouwen, om een persoon met een complex en aansprekend karakter te worden, iemand (zoals ik het formuleerde) met “een rijk binnenleven”. Het was bewerkelijk. Zoals metselwerk. En gevangen binnen dat versteende metselwerk zegt de menselijke ik, hou vol. Bewondert zichzelf om het zeggen van hou vol, om vervolgens… Vol te houden. Terwijl ik dit bleef doen werd ik ontevreden. Dit bouwwerk was te onwrikbaar.’
Soms ook spreekt ze zichzelf in het boek toe: ‘Stop! Herpak jezelf professor Jefferson!’
Aan de hand van verhalen over en analyses van haar oudere zus Denise, die danslerares werd en in 2010 overleed, en anderen die ze gedurende haar jeugd bewonderde – zoals Nina Simone, Ella Fitzgerald, Josephine Baker, Ike Turner – onderzoekt Jefferson ook haar eigen neigingen, keuzes en vooroordelen. Het is een openhartig en experimenteel boek, dat vol staat met intermezzo’s, zoals ik ze noem tijdens ons videogesprek vanuit haar werkkamer in New York – een woord dat haar bevalt voor de vele cursieven, kapitalen en andere onderbrekingen in de lopende tekst. Soms ook spreekt ze zichzelf in het boek toe: ‘Stop! Herpak jezelf professor Jefferson!’ Ze is en blijft immers dat work in progress.
U zegt aan het begin van uw boek dat u uzelf wilt ontleden en opnieuw vormgeven, dat u, zoals u dat mooi verwoordt, ‘een mechaniek van bewegende delen zou worden’. Het gegeven doet me denken aan het boeddhistische principe dat het ego enkel is opgebouwd uit ervaringen, keuzes, verlangens et cetera, dat er niet zoiets bestaat als het zelf. Gedurende het boek werkt u aan die ontleding. Is het u voor uw gevoel gelukt, of is dit een aanhoudend proces? Is er al sprake van enige bevrijding?
‘Die vergelijking klopt inderdaad, mijn zus was ook erg geïnteresseerd in het boeddhisme. Ik geloof dat er een veelheid aan zelven bestaat, een agressieve zelf, een vriendelijke zelf et cetera, en dat het erom gaat de vormen steeds weer te herschikken, zoals kunstenaars dat doen. Een kunstenaar kan een bepaald thema keer op keer gebruiken maar er dan toch steeds een andere draai aangeven. Dat thema kun je zien als een soort kern van jezelf. Je gebruikt steeds andere motieven, steeds een andere toon. De ene keer melodramatisch, dan weer subtiel…
‘Schrijven biedt altijd een zekere bevrijding, althans, als je schrijft over iets wat je echt interessant vindt’
Wat de bevrijding betreft: schrijven biedt altijd een zekere bevrijding, althans, als je schrijft over iets wat je echt interessant vindt. Dat heeft te maken met concentratie, met het vinden van de juiste woorden. Met het experimenteren met vorm, zowel het analytische als het esthetische aspect. Je moet afstand nemen van wat je bent, van dat wat je autoriteit verleent; je moet je kwetsbaar opstellen. Je hebt een heel duidelijk doel.’
In haar boek heeft Jefferson het regelmatig over de schaamte die ze voelt bij haar eigen schrijven, ook bij het boek dat ze op dat moment schrijft, zoals wanneer ze aan het begin ervan op haar jeugd ingaat: ‘Ik heb hier een emotionele impasse bereikt. Ik wil deze “ah, de levenslange wonden van de kindertijd”-climax afzwakken, mogelijk schrappen. Ik voel me een beetje beschaamd.’ Na kort zelfberaad besluit ze er toch op door te gaan.
Was het moeilijk om u tijdens het schrijven zo kwetsbaar op te stellen?
’Negroland heeft daarbij geholpen. Dit boek was veel historischer en psychologischer, zoals onontkoombaar is bij een memoir. Alles wat je tijdens het schrijven daarvan tegenkomt zegt iets over jezelf, zoals de schilderijen die ik achter jou zie hangen iets zeggen over jou. Sommige dingen die ik in dat boek beschrijf zou ik nu heel anders doen, ik zou er anders op reageren, tegen sommige dingen zou ik me nu verzetten. Daar moest ik een weg omheen zien te vinden.’
In uw boek heeft u het over het onder ogen zien van je gebreken, om te zien hoe je ze wél kunt inzetten. Een waardevolle les, maar ook moeilijk toe te passen; het is soms lastig om je gebreken niet als obstakels te zien. Is het u gelukt uw eigen gebreken te benoemen en in te zien hoe deze gebruikt kunnen worden?
‘Wat hierbij hielp, was om via anderen naar deze gebreken te kijken. Door me te concentreren op de zogenaamde zwaktes van Ella Fitzgerald, of de zwaktes die ikzelf bij haar benoemde, zoals het “op tv zweten” van haar lichaam, dat in de ogen van velen bovendien te dik was, slaagde ik er beter in om door de oppervlakkige en snobistische blik heen te prikken en er een bepaalde schoonheid in te ontdekken.’
Jefferson haalt in haar boek een citaat aan van haarzelf uit een New York Times-artikel uit 1996: ‘Vanaf het moment dat ik de gruwelen van Ella Fitzgeralds jeugd ontdekte, wilde ik haar beschermen tegen de kritiek van critici en fans zoals ikzelf, die het plezier dat we beleefden aan haar zang altijd hebben omgebogen naar neerbuigendheid. Lieve Ella, zeiden we toen ze nog leefde, ze is prachtig maar ze heeft geen emotionele diepgang. Arme Ella, zeggen we nu, ze heeft geleden maar ze ontkende het – verbande het uit haar leven zodat ze kon wonen in een ongerept muzikaal wonderland.’
U lijkt in uw boek soms kritisch over het beroep van de recensent. U noemt ‘criticus’ en ‘kritiek’ onder andere ‘deftige, gematigde’ woorden. Aan de andere kant benoemt u de nobelheid ervan. Hoe verhoudt u zich hier uiteindelijk toe?
‘Kritisch zijn betekent betrokken zijn. Het betekent niet per se dat je zelfingenomen en snobistisch bent, al draait het daar vaak op uit. Mensen worden arrogant van het idee dat ze een autoriteit zijn, dat hun woorden gewicht hebben. Ze leggen uit hoe het moet en hoe het hoort en zijn ondertussen bezig zichzelf te profileren.
‘Je niet opstellen als autoriteit is ook een manier om autoriteit uit te dragen’
In mijn ogen moet je je als recensent vragen stellen, duidelijk maken dat je geen expert bent, hardop denken. Je niet opstellen als autoriteit is ook een manier om autoriteit uit te dragen.
Soms ook heb je achteraf kritiek op jezelf, ben je het niet meer eens met wat je schreef. Ook dat kun je gebruiken.’
Recensenten etaleren onze feitelijke vergissingen, zodat iedereen ze kan zien – onze vergissingen, onze uitvluchten, onze versimpelingen en misvattingen: wat we niet wisten of niet wilden weten over de kunst waar we van hielden.
Heeft uw verlangen uzelf opnieuw vorm te geven te maken met uw beroep als recensent, iemand die zich beroepsmatig laat verleiden tot een bepaalde mening, vorm, een bepaalde autoriteit?
‘Ik denk inderdaad dat een rol speelt, dat ik terugkijk op eigen meningen en zie dat die veranderd zijn.’
U was zelf de eerste zwarte vrouwelijke criticus, zoals u ook in uw boek benoemt. U was zich hier bewust van, had het gevoel dat u extra ‘rechtop moest staan’. Wat vindt u van de huidige nadruk die op zulke verdiensten ligt?
’Er moeten altijd eersten zijn: op die manier zien we wie er tot dan toe zijn uitgesloten. Het is belangrijk om daar aandacht aan te besteden. Uiteraard wordt het gegeven vaak te veel benadrukt, waarbij vooral het risico speelt dat het als een te grote triomf wordt gezien. We moeten niet vergeten dat een maar een is. Het gaat er uiteindelijk om dat we samen een groep gaan vormen.’
Gebeurt dat nu denkt u makkelijker dan in de tijd waarin u opgroeide?
‘Ik had het geluk om op te groeien in de jaren zestig en zeventig. De protesten namen toe, de idealen werden steeds groter. Er was aandacht voor zaken als racisme, emancipatie, ongelijkheid… Wat dat betreft is deze tijd zowel ontmoedigend als bemoedigend. Veel van de onderwerpen uit die tijd spelen nu opnieuw. Black Lives Matter, Trans Lives Matter… De protesten zijn massaal. Er wordt samengewerkt. De nieuwe generatie is geweldig, dapper en vindingrijk. Aan de andere kant is het een feit dat deze protesten heel hard nodig zijn. Dat heeft ook weer te maken met dat sommige dingen beter gaan; rechts heeft extra reden om hard terug te slaan.’
De volgende vraag beschouwt u allicht als een naïeve vraag van iemand die als wit persoon is opgegroeid. En toch stel ik hem omdat ik van uw perspectief denk te kunnen leren. U schrijft: ‘Had ik in 1959 liever gezien dat juffrouw Simone lichter van Kleur was? Ja.’ Waarom is dat precies?
‘Het zwart-zijn omvatte in die tijd alles; het stond symbool voor inferioriteit. Hoe donkerder je was, hoe meer je, om het boud te zeggen, verbonden was aan de tot slaaf gemaakten. Een zwart lichaam was in feite een liability. Dus als groot bewonderaar van Simone klopte het voor mij niet dat ze donker was, zoals ik me ook zorgen maakte over Ella Fitzgeralds zwetende lichaam. Het was een zwaktebod. We groeiden op met deze wetenschap, het was onze werkelijkheid en ook een les die ons expliciet werd meegegeven. Met een lichtere huid zou je simpelweg meer bereiken. Blijkbaar hadden we dat zo diep in ons opgenomen dat het ook naar ons eigen idee niet klopte om een succesvol iemand te zien met een donkere huid.’
‘Uiteraard is het gecompliceerder dan huidskleur alleen, ook klasse speelt een grote rol’
De intellectuelen en journalisten aan de kern van deze drang zagen het zo: er was genoeg materiaal te vinden in dit Zwarte spul, maar ‘de nikkersculptuur’, de geluiden van ‘de nikkerbands’ die een weg vonden in het werk van zoveel witte kunstenaars, waren de brandstof van kunst: de Zwarte begreep niet hoe hij er een significante blijvende vorm aan moest geven.
Vindt u dat op dit gebied verbetering heeft plaatsgevonden?
‘Het is een doorlopend proces. Maar er gebeuren zeker goede dingen op dit vlak. Er zijn nu zwarte rolmodellen die helemaal niets aan hun huidskleur hoeven te doen, zoals Lady Nyogo. Maar uiteraard is het gecompliceerder dan huidskleur alleen, ook klasse speelt een grote rol.’
U schrijft: ‘We weten, we verklaren gepassioneerd, dat ras een constructie is. We weten ook dat ras een bouwplaats is die we niet snel zullen verlaten.’ Hoe kijk u daar precies tegenaan? Vindt u dat het te veel als zodanig wordt benoemd en ziet u dat op dit vlak veranderingen plaatsvinden?
Mijn generatie van Zwarte vrouwen [draagt] het gewaad van het lijden van hun voorouders alsof het vintage kleding is.
‘Je kan de term ras op twee manieren bekijken. Ras is een construct, maar ook een maatschappelijk gegeven. Als je het historisch bekijkt, betekent ras op dit moment niet zoveel. Maar het is wel degelijk een onderwerp dat een grote rol speelt in het dagelijks leven van veel mensen. Hier in de VS hebben we het vaker over white supremacy, white privilege. Zoals ik al zei: het gaat ook om klasse natuurlijk. Zo was de term voor racisme in de jaren tachtig prejudiced. Ik denk inderdaad dat white supremacy beter beschrijft waar het werkelijk om gaat, en beter aansluit bij deze tijd.’
‘Het is de kern van fictie dat je je inleeft in hoe anderen denken’
Op het moment is er veel discussie over de vraag wie wat mag schrijven, wie zich in wie kan inleven. In mijn eigen roman schrijf ik vanuit verschillende personages, waaronder Indonesiërs; het land waar mijn man vandaan komt en waar ik een tijd heb gewoond. Maar ook het land dat Nederland eeuwenlang heeft gekoloniseerd. Geloof je dat een zogenaamde buitenstaander, een wit persoon, zich kan inleven in een dergelijk perspectief?
‘Het is goed dat je daarover nadenkt, en ook goed dat je het probeert. Als je maar hard werkt. Als je maar zorgvuldige keuzes maakt. Uiteindelijk is fictie de beste manier om dit te onderzoeken; het is de kern van fictie dat je je inleeft in hoe anderen denken. De discussie die hierover wordt gevoerd is soms erg oppervlakkig en tweedimensionaal. Waar het om gaat is dat je je verdiept, zowel rationeel als spiritueel. Dwell in it.’
U schrijft: ‘Ik heb altijd een verwantschap gevoeld met niet-menselijke wezens gedreven door verlangen en niet gehinderd door twijfel. Mensen die dit echt kunnen verbazen me. Hoe kunnen we tot dezelfde soort behoren?, vraag ik me af. Hetzelfde ras? Hetzelfde geslacht?’ Denkt u echt dat dit voor sommige mensen geldt, en dat we niet als buitenstaander deze twijfel niet zien? Dat is vooral een risico als iemand succesvol is.
‘Iedereen zal zijn twijfels en onzekerheden hebben, maar ik denk dat het gaat om hoe iemand daarmee omgaat. De strategieën die iemand gebruikt, de manier waarop je je fouten omarmt. Sommige mensen zijn in staat om zich steeds weer op te heffen. Om zich tegen gevoelens van somberte en depressiviteit te verzetten. Het heeft denk ik ook met opvoeding te maken, de houding die je ouders je leren aan te nemen. En het heeft met temperament te maken.’
Ik las in uw boek dat u een fanatiek sporter bent. Is dat nog steeds zo? Of was dat onderdeel van het vormgeven van uzelf?
(lacht) ‘Ik hou vooral van pilates en yoga, en van dansen, net als mijn zus. En ja, als je ouder wordt besef je dat je harder moet werken, en ga je ook compenseren door harder te sporten. Dat is niet veranderd sinds het schrijven van mijn laatste boek. Maar sporten is inderdaad ook een manier om jezelf vorm te geven.’
Laatste vraag: waarom bevat het boek geen plaatjes? Ik heb flink gegoogeld tijdens het lezen ervan om beelden te hebben bij de vele boeiende beschrijvingen die u geeft.
‘Dat is eigenlijk omdat ik andere manieren wilde verkennen om afbeeldingen te tonen, maar niet de tijd vond deze te bedenken. In Negroland zaten veel afbeeldingen, maar dat waren katernen. Ik wilde dat de beelden onderdeel zouden uitmaken van het boek. Wel heb ik goed nagedacht over het font wat ik gebruikt heb.’
(Dat is Adobe Garamond geworden, zoals in een korte ‘Opmerking over de drukletter’ achterin het boek staat aangegeven.)
En de echte laatste: wat is als ervaren recensent uw advies aan schrijvers?
‘Blijf jezelf verrassen en volg je eigen interesses. Herhaal jezelf niet meer dan nodig is.’
Zoals Jefferson in haar boek schrijft: ‘Originaliteit is het aanpassen van ideeën.’
Op 23 mei gaat Jefferson in De Balie, Amsterdam, in gesprek met Stephan Sanders over perspectief en identiteit, over het positioneren van je eigen verhaal en anderen in staat stellen hun verhaal te vertellen. Dit interview is tot stand gekomen dankzij John Adams Institute, initiator van deze avond.