Noema
| Los Angeles | Jacob Kushner | 28 september 2023Na de vernietigende aardbeving in 2010 in Haïti probeerde burgemeester Rony Colin controle te krijgen over de haveloze stad Canaan. Dat mislukte, omdat de president en het kabinet wilden voorkomen dat Colin te veel zeggenschap zou krijgen in de verkiezingen. Een stem op Colin was een stem tegen henzelf.
Op een warme dag in de nieuwste stad van Haïti stonden honderden mensen zwetend rond een politiebureau. Ze wachtten op de man die het eerste bureau van de stad officieel zou openen. Er was bijna negen jaar verstreken sinds de ramp die de aanleiding was voor het ontstaan van deze plaats: een aardbeving van 7 op de schaal van Richter die tussen de 46.000 en 316.000 mensen het leven kostte – het precieze aantal weet niemand. De regering van Haïti schat dat zo’n anderhalf miljoen mensen – een op de zeven Haïtianen – bij de ramp dakloos raakten. Enkele weken later begonnen de VN en internationale ngo’s een aantal ontheemden over te brengen naar een braakliggend stuk land ten noorden van de hoofdstad, een gebied dat Canaan wordt genoemd. Weldra volgden er heel wat meer. Ze sliepen in tenten en krakkemikkige keten en begonnen na verloop van tijd stukjes grond te claimen waarop ze hun eigen huis bouwden. Hun aantal nam toe van honderden tot duizenden, vervolgens tienduizenden en ten slotte honderdduizenden. Bijna tien jaar na de aardbeving noemden zo’n driehonderdduizend mensen Canaan hun thuis.
Er was alleen één probleem: deze stad had geen bestuur. Tegen de tijd dat ik er een bezoek bracht hadden de inwoners zich verspreid over talloze bestaande gemeentes, maar niemand had zich officieel ingeschreven. Het was onmogelijk om het eigendomsrecht op een perceel te verwerven: geen formulieren om te ondertekenen, geen kantoor om naartoe te gaan, geen ambtenaren om een beroep op te doen. Er was geen bestuur dat de verantwoordelijkheid nam voor het graven van putten of voor de aanleg van parken of busstations. En er was geen politie.
Colin, het type ‘van krantenjongen tot miljonair’, besloot, terecht of onterecht, dat Canaan zijn grondgebied was
Eén man beloofde daar verandering in te brengen: Rony Colin, de burgemeester van de naburige stad Croix-des-Bouquets. Colin, het type ‘van krantenjongen tot miljonair’, besloot, terecht of onterecht, dat Canaan zijn grondgebied was.
Van een chauffeur uit Colins geboorteplaats aan zee hoorde ik het levensverhaal dat over hem de ronde doet: de jonge Colin, die kampte met tegenslag, ging een bos in om een waarzegger te raadplegen. De man wist Colins drie geluksgetallen op te roepen en zei hem dat hij loten moest kopen waarop die voorkwamen. Colin liep het bos uit, kocht drie loten en won twee keer. De opbrengst bedroeg 7,5 miljoen Haïtiaanse gourde, destijds het equivalent van ruim 2 miljoen dollar.
Zand
Al decennia voor de aardbeving gebruikte Colin zijn winst om een bouwbedrijf te beginnen. Hij kocht machines in Canada, die hij naar de Dominicaanse Republiek liet verschepen, vanwaar ze met vrachtwagens over de grens naar Haïti werden gebracht. Na de aardbeving had Haïti dringend behoefte aan de bouw of herbouw van duizenden huizen en gebouwen die waren beschadigd of verwoest. Voor bouw is beton nodig en voor beton zand. Colin had het geluk dat hij een kleine 670 duizend hectare aan zandmijnen bezat aan de noordrand van Canaan, de lucratiefste van al zijn investeringen. Elke dag vervoerden tientallen kiepauto’s het zand naar Port-au-Prince en andere steden. Het is een inkomstenbron die waarschijnlijk pas zal opdrogen als er geen korrel zand meer in de mijnen te vinden is. ‘Dat is allemaal van mij,’ zei Colin terwijl hij me op de afgegraven flanken wees. ‘De mijnen leveren me een hoop geld op.’
Binnen de kortste keren ging Colin in de politiek en begon hij een radiostation dat hij bemande met politiek commentatoren. In 2015 werd hij gekozen tot burgemeester van Croix-des-Bouquets. Colins toenemende macht hield gelijke tred met de toevloed van internationale hulp die volgde na de aardbeving. Hulporganisaties als het Rode Kruis hadden miljarden dollars ingezameld voor de wederopbouw van Haïti, maar het ontbrak aan iemand met gezag om de bouw groen licht te geven. Colin was hun man. Hij keurde projecten goed en legitimeerde ngo’s, die hem op hun beurt legitimeerden. De meeste ngo’s keerden hun geld uit en vertrokken weer, zodat de inwoners van de stad alleen nog met burgemeester Colin te maken hadden.
Ze verlangden naar dingen waarin een bestuur zou moeten voorzien: verharde wegen, veiligheid, elektriciteit
Sommige inwoners van Canaan zagen hem als een kans. Ze verlangden naar dingen waarin een bestuur zou moeten voorzien: verharde wegen, veiligheid, elektriciteit. Ze wilden kunnen stemmen, ze wilden veilig zijn. Bendes begonnen namelijk te infiltreren en inwoners af te persen, net als in Port-au-Prince: een realiteit van het leven in de hoofdstad waaraan de inwoners van Canaan hier nu juist wilden ontkomen. Daar was het nieuwe politiebureau voor. Zou Colin een weldoener zijn, die legitimiteit, welvaart en veiligheid bracht? Of zou hij een politicus zijn die zijn eigenbelang najaagde en de inwoners in de weg zat?
De federale regering van Haïti had tot die tijd nog maar weinig in Canaan voor elkaar gekregen. Ngo’s betaalden steekpenningen aan ambtenaren en kochten benzine voor onderbetaalde medewerkers om zich naar Canaan te wagen en taxaties te doen voor projecten en grondaankoop. Overal waar ik in Canaan kwam, zeiden mensen dat hun nieuwe stad nog niet tot bloei was gekomen omdat de staat nog niet tot besturen was gekomen. Nu was Colin misschien hun laatste redding.
Wijkvertegenwoordigers
Nadat Colin voor het nieuwe politiebureau een toespraak had gehouden, werd hij omringd door tientallen aanhangers die ‘Tien jaar! Vijftien jaar!’ scandeerden, een belofte om hem nog vele malen te herkiezen. Colin glimlachte, haalde een stapel bankbiljetten uit zijn zak en begon die uit te delen als snoepgoed. Mensen worstelden om het geld terwijl Colin in een SUV stapte met een opzichtig nepgouden nummerbord met daarop de woorden ‘Burgemeester Rony Colin’.
Elke wijk van Canaan had een leider aangewezen om haar te vertegenwoordigen, bijna allemaal mannen. Colin nodigde de wijkvertegenwoordigers uit voor een vergadering. In de woonkamer van de burgemeester mochten ze plaatsnemen op plastic stoelen. Sommige vertegenwoordigers droegen nette, keurig gepoetste zwarte schoenen. Colin zat onderuitgezakt in een leunstoel, met zijn schoenen uit; een scheurtje in zijn witte onderhemd accentueerde zijn buik. Hij klaagde over de overbevolking van Canaan. ‘Er is geen lapje grond of iemand wil het wel claimen,’ zei hij. ‘We kunnen niet leven in een maatschappij waar iedereen bang is voor elkaar. Ik ben een man van de staat. Ik ben hier voor jullie, en jullie zijn hier voor mij.’
Er waren maar twee problemen met het plan van Colin. Ten eerste had Canaan geen bureau waar mensen zich konden registreren om hun stem op hem of op wie dan ook uit te brengen. Ten tweede was Colin een politieke tegenstander van de president en diens kabinet, die in Haïti enorm veel zeggenschap hebben over het verkiezingsproces. De kans bestond dat de leiders verkiezingen in Canaan wilden voorkomen omdat een stem op Colin een stem tegen henzelf was. Haïti werd destijds geleid door president Jovenel Moïse. Tijdens zijn campagne omschreef Moïse zichzelf als een hardwerkende bananenboer, een man van het volk. In werkelijkheid was hij ten tijde van zijn kandidatuur een rijke eigenaar van bouwbedrijven en een grote landbouwinvesteerder voor wiens op export gerichte bananenplantage honderden kleine boeren het veld moesten ruimen.
In 2017 was hij verwikkeld in een corruptieschandaal en kreeg hij te maken met omvangrijke protesten
Veel mandaat had Moïse niet. Zijn verkiezing in 2015 werd later herroepen wegens onregelmatigheden en toen de verkiezingen het jaar daarop werden overgedaan, won hij bij een bedroevend lage opkomst van naar schatting 21 procent. In 2017 was hij verwikkeld in een corruptieschandaal en kreeg hij te maken met omvangrijke protesten, waarop zijn regering reageerde door de beruchte bendeleider Jimmy ‘Barbecue’ Chérizier van wapens te voorzien.
Eind 2018 vielen Chérizier en zijn boevenbende een wijk in Port-au-Prince binnen waar de protesten tegen Moïse heftig waren geweest, waarbij ze 71 mensen vermoorden, onder wie een aantal kinderen, minstens 11 vrouwen verkrachtten en zo’n 150 huizen plunderden.
Bob Anel
Maar Colin had nog een ander probleem, veel dichter bij huis. Jean Adler Corriélus, beter bekend onder zijn nom de guerre Bob Anel, was een man met veel politieke macht die hof hield als een ware koning. Elke ochtend vulde zijn achtertuin zich met mensen die wachtten op hun kans om hem om een gunst te vragen of te proberen hem iets te verkopen. ‘Zie je al deze mensen?’ vroeg hij, om zich heen wijzend, op de dag dat ik hem bezocht. ‘Ze komen me allemaal wat vragen, wat geld, veiligheid. Misschien hebben ze een probleem gehad met de politie. Iedereen heeft wel wat.’ Volgens Anel was Colin de politiek ingegaan uit ambitie, maar Anel zag het als zijn plicht om de handschoen tegen hem op te nemen.
Anel beweerde dat Colin zich een groot stuk grond had toegeëigend dat lang geleden aan Anels grootvader was geschonken na diens militaire dienst. Het conflict tussen de twee ging verder dan politiek en ontaardde zelfs een keer in geweld. Volgens Colin vielen Anels schutters op motorfietsen zijn radiostation aan.
Rechters en advocaten waren neergeschoten, ontvoerd, gedood
Het rechtssysteem van Haïti was een puinhoop. Rechters en advocaten waren neergeschoten, ontvoerd, gedood. In een rechtbank waar een corruptiezaak liep waarbij Moïse betrokken was, probeerden mannen twee griffiers te ontvoeren. Twee rechters die waren belast met het onderzoek naar het schandaal vluchtten het land uit na het ontvangen van doodsbedreigingen. In 2020 werd het hoofd van de orde van advocaten van Port-au-Prince doodgeschoten op weg naar zijn huis, enkele uren nadat hij op de radio tekeer was gegaan tegen een grote schare Haïtiaanse politici, variërend van parlementariërs tot mensen in het presidentieel paleis.
Een vloek
Toen de wereld begin 2020 in de ban van corona raakte, had Haïti nog wel ergere problemen. Maar in maart van dat jaar stierf Colins 21-jarige zoon, die in Florida woonde, in zijn slaap; de doodsoorzaak is nog steeds onbekend. In de ogen van Colin moet het een vloek zijn geweest. De man die twee keer de loterij had gewonnen en bijgelovig was als geen ander, stelde vast dat aan zijn geluk een eind was gekomen. Kort daarna werd een ander kind van hem op weg naar school ontvoerd – ontvoeringen waren in deze periode aan de orde van de dag, een makkelijke manier voor bendes om geld af te persen. Colin maakte vervolgens bekend dat hij zich niet opnieuw verkiesbaar zou stellen bij nieuwe verkiezingen en dat hij aan het eind van zijn termijn zou aftreden.
Op 26 juni 2021 deed Colin iets waarvan veel van zijn landgenoten dromen en wat sommigen ook echt proberen, maar zelden met succes. Hij vertrok uit Canaan en stapte op een vlucht naar Florida om een veilig onderkomen te zoeken in de Verenigde Staten. De man die had geprobeerd Haïti’s onbestuurde stad te besturen trok zijn handen ervan af. Hij ging weg zonder dat hij van Canaan een officieel erkende stad had gemaakt, waardoor het de inwoners onduidelijk was hoe ze op een dag een eigen leider zouden kunnen kiezen.
Elf dagen later werd president Moïse in zijn huis vermoord door Colombiaanse huurlingen
Elf dagen later, op de avond van 7 juli 2021, werd president Moïse in zijn huis vermoord door Colombiaanse huurlingen. Een van de opdrachtgevers was een zakenman die in juni van dit jaar in Florida tot levenslang werd veroordeeld wegens zijn aandeel in het complot. Sindsdien is het zo mogelijk nog onveiliger geworden in Haïti, met bendes die vrouwen en kinderen verkrachten en mishandelen, en straffeloos schieten en doden. Een van de beruchtste bendes, 400 Mawozo, vestigde zijn bolwerk aan de rand van Canaan. De bende viel Colins radiostation aan nadat een van zijn commentatoren hen had bekritiseerd vanwege het terroriseren van de bevolking. Volgens Colin werden twee van zijn werknemers doodgeschoten en kwam ook een hem bekende politieman om het leven. De maand daarop sloot het radiostation voorgoed.
Sindsdien worden de achterblijvers in Canaan – die daarheen zijn verhuisd in de hoop op vrede en betere vooruitzichten – onder bedreiging van wapens afgeperst of moeten ze met hun kinderen dekking zoeken terwijl er voor hun deur in het wilde weg wordt geschoten. De door Colin beloofde veiligheid is er nooit gekomen. De hoge verwachtingen van de inwoners en de beloften van Colin waren achteraf bezien te optimistisch. De afgelopen tijd is het bendegeweld – aanrandingen, berovingen, schietpartijen – alleen maar toegenomen en veel inwoners van Canaan zijn vertrokken. Sommigen zijn ingetrokken bij familie op het platteland. Anderen bivakkeren in parken en kerken, en zelfs voor de deur van de Amerikaanse ambassade, bij gebrek aan een ander onderkomen. Onlangs wist een pastoor honderden parochianen zover te krijgen dat ze in optocht door Canaan trokken om de stad te bevrijden van de bende die de stad terroriseert. Sommigen hadden stenen en machetes bij zich. Toen de agenten van een politiebureau dat ze passeerden weigerden in te grijpen, opende de bende het vuur op de menigte. De doden worden nog steeds geteld.
Interim-premier
Haïti wordt momenteel bestuurd, voor zover daar al sprake van is, door een ongekozen interim-premier die luistert naar de naam Ariel Henry, een man die banden heeft met een van de verdachten van de moord op zijn voorganger. Henry heeft de VS en andere westerse mogendheden opgeroepen militairen te sturen om de bendes een halt toe te roepen, een populair maar controversieel verzoek; het land is lange tijd bezet geweest door Amerikaanse militairen en door een VN-vredesmacht die burgers doodde, vrouwen en kinderen verkrachtte en een cholera-epidemie veroorzaakte waaraan meer dan tienduizend mensen zijn overleden. In augustus heeft Kenia, een land waarvan het leger en de politie berucht zijn om hun martelingen en massaslachtingen, aangeboden een vredesmacht te sturen om de Haïtiaanse politie bij te staan in haar strijd tegen de bendes. De VS zeiden een VN-motie te zullen indienen voor steun aan het plan om een ‘multinationale’ vredesmacht van duizend Keniaanse soldaten te leiden. De Haïtiaanse bendes hebben al gedreigd dat ze zullen terugvechten.
Colin zegt dat hij klaar is met politiek, dat hij zich nooit meer verkiesbaar zal stellen. ‘We hebben verkiezingen nodig,’ zegt hij wanhopig. ‘We hebben geen president. We hebben geen parlement. We hebben geen burgemeesters. We hebben geen land.’