The Atlantic
| Boston | Emma Sarappo | 17 november 2023Chimamanda Ngozi Adichie, schrijver van de roman Americanah, legt in een interview met redacteur Gal Beckerman van The Atlantic uit waarom vrijheid van meningsuiting volgens haar cruciaal is voor schrijvers. ‘Literatuur zou ons alle kanten van onszelf moeten laten zien.’
Schrijver Chimamanda Ngozi Adichie is niet bang om voor haar mening uit te komen. In Americanah, haar bekendste roman, onderzoekt ze ras, liefde en migratie aan de hand van het verhaal van een jonge Nigeriaanse vrouw die naar de VS verhuist. In 2013 gaf ze een TEDx-talk met de titel We Should All Be Feminists, waarvan Beyoncé een sample maakte voor haar nummer ‘Flawless’. Dat zorgde ervoor dat Adichie onmiddellijk internationale aandacht kreeg. In de afgelopen jaren heeft ze zich vaak uitgelaten over wat in haar ogen een ongezonde vorm van culturele zelfcensuur is. Tijdens The Atlantic Festival sprak ze met Gal Beckerman, redacteur van The Atlantic, over de rol van verhalenvertellers, het recht om jezelf te uiten en het belang van intellectuele vrijheid.
Dit interview is door The Atlantic bewerkt en ingekort omwille van de lengte en helderheid.
Onlangs heb ik je TED-talk uit 2009, The Danger of a Single Story [het gevaar van een verhaal met één enkel perspectief], opnieuw bekeken. Daarin beschrijf je dat mensen elkaar min of meer tekort kunnen doen met een zeer beperkende visie op wie ze zijn. Ik wil je vragen hoe het er nu voorstaat, met die single story, maar dan met een kleine draai. Toen ik naar die TED-talk keek, leek je het te hebben over hoe mensen elkaar dat ene verhaal opdringen. Maar volgens mij leven we in een tijd waarin we het ook aan onszelf opdringen, of het nu gaat om ras, gender of politieke voorkeur. Had je dat aspect ook in gedachten toen je die lezing gaf?
’Nee, dat had ik niet. Maar je hebt gelijk. Ik denk dat dat te maken heeft met de huidige tijd. We leven nu min of meer leven in afgezonderde ideologische stammen die ons een orthodoxie hebben opgelegd. Ayad Akhtar, een schrijver die ik erg bewonder, zegt dat we met grote morele strengheid reageren op gesproken taal, zelfs zo erg dat het iets bestraffends geeft. Daar ben ik het mee eens. Ik denk dat mensen daardoor bang zijn en zichzelf censureren. Daarom leggen ze zichzelf dat ene verhaal op. Mensen denken steeds meer dat je niet kunt schrijven over ervaringen die je niet persoonlijk hebt meegemaakt. Dat lijkt me verschrikkelijk voor de literatuur en voor de verbeelding, die de vrijheid moet hebben om zich te ontwikkelen en los van de werkelijkheid te staan. Geen enkel menselijk project behoeft zoveel vrijheid als creativiteit. Deze ontwikkelingen zou het einde van de nieuwsgierigheid inluiden, het einde van creativiteit en zelfs het einde van leren.’
Je schreef onlangs een essay ter gelegenheid van het tienjarig jubileum van de publicatie van Americanah. Daar hebben we een uittreksel van gemaakt voor The Atlantic. Hierin zeg je veel interessante dingen over het ontstaan van het boek. Eén zin en één woord in het bijzonder vielen me op. Je schrijft: ‘Van alle gecompliceerde emoties die een inspiratie vormden voor deze roman, kwam verbijstering het meest voor.’ Wat verbijstert je vandaag de dag aan Amerika?
’Mijn hemel! Nou, ik weet niet of we daarvoor genoeg tijd hebben, maar ik zal een poging wagen. Ten eerste begrijp ik de aantrekkingskracht van Donald Trump echt niet. We hebben het over wie de verkiezingen in dit land gaat winnen. Het lijkt wel alsof men bijna expres negeert dat er iemand is, die – in mijn optiek – een gevaar is voor de natie en toch enorme steun heeft in bepaalde delen van dit land. En ik denk dat we ons moeten afvragen waarom dat zo is. Ik wil het begrijpen en ik begrijp het niet, dus dat verbijstert me.
Ik moet ook aan die eerdergenoemde stammenorthodoxieën denken: als een rechts iemand het ergens mee eens is, dan voelen veel linkse mensen zich gedwongen om het ermee oneens te zijn en verder niet na te denken over de inhoud ervan. En ik denk ook dat het omgekeerde het geval is. Ik vind dat op vele niveaus verbijsterend, omdat het betekent dat we niet eens over de inhoud van dingen kunnen praten. Ik wil zelf kunnen beslissen of iets goed of slecht is en het niet laten afhangen van het feit dat mijn stam het al dan niet goedkeurt. Maar Amerika is ook mijn tweede thuis. Je maakt je nu eenmaal zorgen als je ziet dat iets, of een plek, waar je om geeft begint af te brokkelen. Dat is het gevoel dat ik nu over de VS heb.’
‘Als een rechts iemand het ergens mee eens is, dan voelen veel linkse mensen zich gedwongen om het ermee oneens te zijn’
In 2021 schreef je een ander essay, waarin je geen blad voor de mond nam. Je zei: ‘We hebben een generatie van jonge mensen op sociale media die zo bang zijn om de verkeerde mening te hebben dat ze zichzelf hebben beroofd van de mogelijkheid om na te denken, te leren en te groeien.’ Je werkt vaak met jongere schrijvers. Wat voor effecten heeft de dynamiek die je hier beschrijft op de creativiteit?
’Ik denk dat compassie en morele moed vandaag de dag enorm aan het afnemen zijn. En ik denk dat die twee op een bepaalde manier met elkaar verbonden zijn. Op sociale media is er de verwachting dat je niet op compassie kunt rekenen: als je iets tweet, gaan er gelijk allemaal mensen los over de inhoud, soms zelfs je vrienden. Ik denk dat mensen zich daardoor inhouden. Dat hangt dan weer samen met een gebrek aan morele moed: mensen die er iets van zouden kunnen zeggen, doen dat niet. Ik denk dat bepaalde praktijken – een boek dat toch niet wordt gepubliceerd, iemand die plotseling ergens wordt weggestuurd, zoals je vaak in kranten leest – niet per se gebeuren omdat mensen in gezaghebbende posities echt geloven dat wat er gezegd of gebeurd is slecht is, maar omdat ze bang zijn dat ze zelf worden aangevallen.
Als mensen dit soort sociale afkeuring boven het hoofd hangt, is het, denk ik, veel moeilijker om te creëren, om te schrijven. En dat zie je zelfs in de beperkte omgeving van een workshop. Ik moet constant tegen mensen zeggen: “Het is oké. Je kunt dat echt opschrijven.” Omdat je duidelijk ziet dat ze zich grote zorgen maken over wat andere mensen in de workshop zullen denken. Ik zou willen dat mensen meer lazen, en vooral meer fantasierijke teksten lazen. Ik denk dat die ons misschien meer compassie kunnen bijbrengen.’
Je hebt dit nu al een aantal keer openlijk uitgesproken. Ben je je ervan bewust dat je het risico loopt dat mensen het interpreteren als het afbranden van ‘je eigen mensen’?
’Daar heb ik geen last van. Ik zou willen dat dit niet nodig was – het liefst zou ik gewoon thuisblijven om poëzie te lezen en fictie te schrijven. Maar zelfs als kind was ik iemand die zich geroepen voelde om te praten over dingen die ik onrechtvaardig vond. We kunnen het hebben over rechts en over die idiote boekverboden.’
Dat wilde ik inderdaad vragen, omdat jouw eigen boek blijkbaar verboden is.
’Toen dat gebeurde, dacht ik: wat een eer om onderdeel te zijn van dit gezelschap. Ik bedoel, kijk eens naar welke prachtige boeken allemaal verboden werden. Maar je berooft kinderen van kennis en plezier. Deze keuze, om de waarheid over historische gebeurtenissen te verbergen, is echt afschuwelijk. In mijn ogen is Afro-Amerikaanse geschiedenis essentieel. Het is Amerikaanse geschiedenis. En het idee dat je kinderen moet beschermen tegen het vervelende gevoel dat ze misschien krijgen als ze met de waarheid geconfronteerd worden, is absurd.
Links levert maar al te graag kritiek op mensen die boeken verbieden. Maar wat voor spiegel houden we onszelf voor, aangezien wij als gezegd zelfcensuur bevorderen? Het is voor links zo gemakkelijk om niet aan verwachtingen te voldoen. Je hoort alles al te weten, toch? Je hoort de juiste taal te gebruiken. Er wordt niet van je verwacht dat je vragen stelt. Als meer mensen zouden besluiten om bijvoorbeeld minder gemeen te zijn, een beetje meer compassie te tonen, zich misschien wat barmhartiger op te stellen op het moment dat iemand iets zegt, dan denk ik dat de toon op sociale media misschien een beetje zou veranderen. Misschien zou de literatuur die we voortbrengen ook minder bekrompen zijn. Ik vind hedendaagse fictie niet erg interessant.’
Dat wilde ik je net vragen. Is er iets waar je als lezer consequent tegenaan loopt?
’Weet je, ik koop heel veel boeken en dat doe ik vooral omdat ik denk aan toen ik begon en doodsbang was dat niemand mijn boeken zou kopen. Dus ik probeer altijd boeken te kopen, vooral debuutromans. Maar ik lees ze bijna nooit uit. Ik herinner me dat ik onlangs een boek las en dacht: Mijn God, iedereen in dit boek is goed. En dat kan niet. Literatuur zou ons alle kanten van onszelf moeten laten zien. Maar in dit boek was iedereen ideologisch correct. Iedereen had de juiste mening.
Ik bedoel, ik ben dol op die uitspraak van H.G. Wells, dat literatuur zou moeten gaan over the jolly coarseness of life [de vrolijke weerbarstigheid van het leven]. En daar voeg ik graag nog aan toe dat ze niet eens vrolijk hoeft te zijn; de weerbarstigheid of grofheid van het leven is voldoende. We leven nu in een wereld met zogenaamde sensitivity readers [lezers die een boek vóór publicatie beoordelen op gevoelige inhoud]. Stel dat je als schrijver niet wil dat je uitgever een sensitivity reader voor je boek moet inhuren, dan word je zelf maar een sensitivity writer.’
Wat mij betreft is humor een van de andere slachtoffers van deze censurerende houding. Toen ik in 2016 redacteur was bij The New York Times Book Review – dat was nog vóór de verkiezingen – schreef je een kort verhaal waarin je in het hoofd van Melania Trump kroop. Het was grappig. En het was humor die een bepaalde empathie wist op te roepen. Je probeerde echt in haar hoofd te kruipen, probeerde haar echt te begrijpen.
‘Daar heb ik veel onderzoek voor gedaan. Ik las over haar, over haar familie, het stadje waar ze vandaan kwam. En ik moet zeggen dat ik op dat moment veel sympathie voor haar voelde, omdat ik dacht: dit is niet waar ze voor getekend heeft. Ik moet wel zeggen, omdat ik eerlijkheid belangrijk vind, dat mijn mening over haar… mijn sympathie is alweer aanzienlijk afgenomen. En dat is het andere probleem met progressief links, de stam waartoe ik behoor: we zijn ons vermogen om te lachen kwijtgeraakt. En dat is jammer. Ik bedoel, we worden ’s ochtends wakker en hullen ons meteen in onze mantels der schijnheiligheid.’
‘We zijn ons vermogen om te lachen kwijtgeraakt’
Anderen zouden het misschien niet hebben aangedurfd om vanuit het hoofd van Melania Trump te schrijven, uit angst dat het zou lijken alsof ze sympathie voor haar hadden.
‘Ja. Maar de rol van een verhalenverteller is om zich voor te stellen wat een mens denkt en voelt. Als onze verhalenvertellers zich niet vrij voelen, raken we iets kwijt. Maar ik denk dat de generaties na ons daarvan de dupe zullen zijn. We kijken naar het verleden en lezen Dickens, of Balzac, en krijgen zo een beeld van hoe het leven er toen uitzag. Ik vraag me af of mensen die vandaag de dag hedendaagse literatuur lezen, een goed beeld krijgen van hoe ons leven eruitziet.
En ik zal je nog iets vertellen, zonder namen te noemen. Toen ik mijn eerste kinderboek schreef, werd ik gevraagd voor een interview met een zeer gerespecteerd mediabedrijf in Amerika. Maar een paar dagen vóór het interview vertelde mijn uitgever me: “Oh, het spijt me heel erg. Ze hebben net gezegd dat het interview niet door kan gaan.” Dus vroeg ik waarom. “Nou, omdat ze denken dat ze je niet kunnen interviewen als je niet bereid bent om terug te komen op wat je in 2017 over trans vrouwen hebt gezegd.”
Ook daar was ik verbijsterd over. Ik dacht: Nou ja zeg, ik heb een kinderboek geschreven. En wat me nog meer verbaasde, was dat deze mediaorganisatie bereid was om open kaart te spelen over waarom ze het interview hadden afgezegd. Ik moet toegeven dat ik behoorlijk gekwetst was. Maar het zorgde er ook voor dat ik begon te begrijpen waarom bepaalde mensen ervoor kiezen om zich niet uit te spreken.
In 2017 heb ik in een interview gezegd: “Ik denk dat een trans vrouw een trans vrouw is.” En dat denk ik, omdat ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat we onderscheid maken. Omdat voor mij, iemand die geboren is met een lichaam dat ontworpen is om geslachtscellen van een bepaalde grootte aan te maken, dat gegeven mijn leven volledig heeft gevormd. Voordat ik geboren werd, zei de familie van mijn vader tegen mijn moeder: “We hopen dat het een jongen wordt.” Waarop mijn moeder zei: “We zullen zien, ik krijg het kind dat ik krijg.” Mijn moeder was geweldig. Maar ik groeide op in een cultuur waarin ik, omdat ik een vrouw ben, bijvoorbeeld geen eigendom kan erven. Dat is bepalend geweest voor mijn leven.
Toen ik het zei besefte ik helemaal niet dat het misschien beledigend was, laat staan dat dat de opzet was. Maar ik zie in dat je ook kunt beledigen zonder dat het je bedoeling is. Dus was ik achteraf enorm verrast. Ik bedoel, het was echt verschrikkelijk. Ik ben twee weken in bed gebleven. Ik praat er niet graag over, want ik wil mezelf niet als slachtoffer neerzetten. Het is bijna onmogelijk om hier genuanceerd over te praten, zonder ergens van beschuldigd te worden. “Oh, je maakt jezelf tot slachtoffer” of ”Oh, je bent zo ongevoelig”, krijg je dan weer te horen. En dat is, op een bepaalde manier, misschien de reden dat ik dit zeg, omdat ik wil pleiten voor meer nuance. En ik ook wil pleiten voor wat holistischer denken, want ik weet nog dat ik dacht: Waarom zou iemand denken dat ik iets kwaads in de zin had? Mensen zeiden: ”Je creëert een hiërarchie.” Mensen zeiden: “Je bent een moordenaar.” Maar ik dacht: Mijn hele leven draait om het vieren en omarmen van diversiteit, ik ben dolgelukkig dat we in deze wereld verschillend zijn.’
Laatste vraag. Ik moet dit vragen, want de fans zullen het willen weten. Americanah kwam tien jaar geleden uit. Kunnen we nog een roman verwachten?
’[Lacht] Ik werk aan een roman. Of dat probeer ik – je schrijft zelf boeken, dus je weet wat voor gevoel dat is. Vooral als je het zo formuleert – “Het is tien jaar geleden” – raak ik meteen in paniek. Mijn God, het is tien jaar geleden! Ik werk aan een roman en heb goede moed.’
Lees ook: