De covid-19-pandemie heeft internationale luchtverkeersknooppunten in spooksteden veranderd. Een redacteur van het Franse weekblad Le Point strandde op de thuishaven van ‘onze blauwe trots’ en beleefde een absurde nacht.
De coronapandemie heeft één voordeel, waarvan het nut overigens nog zal moeten blijken: ik heb inmiddels de indruk dat ik Nederlands versta. De met regelmatige tussenpozen galmende omroepstem weerkaatst tegen de raampartijen die uitzicht bieden op een lege taxibaan, glijdt over de verlaten tegels, wordt verzwolgen door de loopbanden, stort zich van de roerloze roltrappen. En ze blijft, wat geen sinecure is in het Nederlands, zoetgevooisd en begrijpelijk. Want ze spreekt ‘covid-19’ uit op zijn Engels en je kunt er gevoeglijk van uitgaan dat wat volgt sinds half maart ongeveer 1.234.567 keer heeft geklonken. Soms raadt ze je aan om je ‘minstens een halfuur van tevoren naar de gate te begeven’. Het scherm met vertrektijden is leeg. Erboven staat ‘Flight Departures/Vertrekken’, met daaronder een blauw vlak met witte strepen. We zijn op Schiphol, een luchthaven met ‘52.000 overstapverbindingen en meer dan 300 bestemmingen’, aldus de website. Maar in mei 2020, met maar 10 procent van het normale luchtverkeer, is het er verlaten als een woestijn.