Het dilemma van de progressieve twintiger

© Unsplash

The New York Times

| New York | Anastasia Berg, Rachel Wiseman | 26 juni 2024

Liberale idealen benadrukken zelfontplooiing in de twintiger jaren, terwijl mensen met progressieve ideeën over gendergelijkheid en vrouwenemancipatie het krijgen van kinderen op de lange baan schuiven. Is hier sprake van een cultuuroorlog?

Voor jonge, niet-gelovige, progressieve mannen en vrouwen is het krijgen van kinderen iets geworden wat je op de lange baan schuift. De traditioneel liberale gedachte is dat je je als twintiger wijdt aan zelfontdekking en zelfontplooiing op persoonlijk en professioneel vlak. Kinderen krijgen wordt beschouwd als een bonus, iets waar je pas aan toekomt na een lange lijst te hebben afgevinkt: een diploma halen, een bevredigende en stabiele carrière opbouwen, een huis kopen en de perfecte liefdespartner vinden.

De eisen op die lange lijst zijn zo hoog en tegelijkertijd zo abstract dat het nauwelijks hoeft te verbazen dat mensen er niet aan kunnen voldoen. En onderzoeksgegevens wijzen inderdaad uit dat mensen later aan kinderen beginnen dan vroeger en er minder krijgen dan ze zouden willen.

Voor progressieven is wachten met kinderen ook deel van een soort ethische code. Om gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen te waarborgen mag de vrouwenemancipatie niet worden geofferd op het altaar van het moederschap. Om de vrouwelijke autonomie te garanderen zou een vrouw nooit onder druk moet worden gezet om deze of gene reproductieve beslissing te nemen – noch door een fanatieke partner noch door toondoof geklets over tikkende biologische klokken. Onvoorwaardelijk enthousiasme voor het krijgen van kinderen zou als reactionair kunnen overkomen.

‘Familiewaarden’

De afgelopen vier jaar hebben we interviews gehouden met en onderzoeken gedaan onder honderden jonge Amerikanen over hun houding ten opzichte van het krijgen van kinderen. Uit deze gesprekken is gebleken dat de succesverhalen van het modern liberale leven weinig ruimte laten voor het stichten van een gezin. Vrouwen die kinderen willen, komen daar doorgaans pas laat achter, ergens begin dertig – de zogenaamde ‘paniekjaren’. Als ze geluk hebben, zit hun partner (als ze die hebben) met hen op één lijn. Zo niet, dan hebben ze de keus tussen opnieuw de relatiemarkt op gaan, hun eicellen invriezen (als ze dat niet al gedaan hebben), alleenstaande moeder worden of de hoop op een eigen kind opgeven.

Op deze manier ontneemt de logica van het uitstellen, zoals die wordt gepromoot door liberalen en progressieven – en wordt geschraagd door een overtrokken optimistisch geloof in voortplantingstechnologieën – jonge mensen hun zelfbeschikking. Hoeveel kinderen ze krijgen en of ze die überhaupt zullen krijgen, wordt steeds meer bepaald door de omstandigheden en door culturele conventies. 

Dit leidt niet alleen tot ongelukkige mensen, maar laat ook zien dat velen ten prooi zijn aan een diepe verwarring. Het ís niet inherent onprogressief om positief te staan tegenover het vooruitzicht van kinderen. Zelfs Simone de Beauvoir, de filosoof die als een van de eersten aan de kaak stelde dat de voortplanting en het gezin als middelen werden gebruikt om de vrouw te onderdrukken, erkende dat het vormen van het karakter en het intellect van een ander menselijk wezen de meest fijngevoelige en serieuze taak is die er maar bestaat. Hoewel linksdenkenden vast niet veel aankunnen met sommige conservatieve visies op het gezinsleven – zoals ‘tradwives’ en het pronatalisme uit Silicon Valley – zouden progressieven het krijgen van kinderen niet langer moeten beschouwen als het stokpaardje van de conservatieven en het in plaats daarvan opnieuw moeten omarmen als dat wat het in werkelijkheid is: een fundamentele menselijke aangelegenheid.

‘Jonge mensen komen nu voor de legitieme vraag te staan: is het nog verantwoord om kinderen te krijgen?’

De focus op het gezin – beschouwd als de haard van traditionele waarden en gebruiken – was lange tijd de voornaamste aantrekkingskracht van het conservatisme. Toch is het nog niet zo lang geleden dat Republikeinen en Democraten kibbelden over de vraag welk van beide zich de partij van de ‘familiewaarden’ mocht noemen. Toen Bill Clinton het tijdens zijn presidentscampagne in 1992 opnam tegen George H.W. Bush, noemde hij de preoccupatie van de Republikeinse Partij met het gezin hypocriet. ‘Waar zijn ze dan,’ vroeg hij, ‘wanneer zwangere vrouwen het zonder gezondheidszorg moeten stellen? Wanneer er te veel kinderen met een laag geboortegewicht worden geboren?’ Daarna presenteerde Clinton zijn veertien agendapunten met betrekking tot de Amerikaanse familiewaarden.

Maar in de loop der tijd begonnen zowel liberalen als progressieven ervoor terug te schrikken het Amerikaanse gezin openlijk als symbool en ideaal te omarmen. Nadat Clinton – zelf hypocriet waar het op familiewaarden aankwam – aan een impeachment werd onderworpen en George W. Bush mede dankzij een krachtige groep evangelische stemmers werd gekozen, gingen liberalen gruwelen van gezinsvriendelijke retoriek; die werd beschouwd als nep, opdringerig en hatelijk. (Een opvallende uitzondering was het homohuwelijk, dat werd gelegaliseerd met behulp van argumenten die de goede kanten van het gezin benadrukten.) Tegenwoordig verdedigt politiek links trots het heilige recht op abortus en reproductieve rechtvaardigheid, maar het omzeilt de vraag of het krijgen van kinderen überhaupt een waardevolle onderneming is.

De grimmige polarisatie in de huidige samenleving heeft de terughoudendheid van links ten opzichte van kinderen alleen maar vergroot, zowel op persoonlijk als op politiek vlak. Nederlagen van links worden vaak beantwoord met antinatalistische grootspraak. Leden van de in 2018 opgerichte activistische beweging BirthStrike verklaarden dat ze tegen een gebrek aan klimaatactie protesteerden door bewust kinderloos te blijven. Het jaar daarop, kort na een resolutie voor een Green New Deal te hebben ingediend, verwoordde Congreslid Alexandria Ocasio-Cortez de twijfel die progressieven, geconfronteerd met klimaatverandering, voelen om zich voort te planten, toen ze tegen haar 2,5 miljoen Instragramvolgers zei: ‘Jonge mensen komen nu voor de legitieme vraag te staan: is het nog verantwoord om kinderen te krijgen?’

Filosofische vraag

De uitspraak van het hooggerechtshof in de zaak Dobbs vs Jackson Women’s Health Organization, die in 2022 het grondwettelijke recht op abortus verwierp, heeft het vormen van een gezin voor liberalen en progressieven nog onaantrekkelijker gemaakt. Een jaar na de zaak-Dobbs schreef journalist Andrea González-Ramírez dat ze van plan was geweest kinderen te krijgen als ze begin dertig was, maar daarvan afzag door de uitspraak van het hooggerechtshof: ‘Ik ben er nooit helemaal zeker van geweest dat ik moeder wilde worden, laat staan dat mijn kinderwens sterk genoeg zou zijn om de risico’s te aanvaarden. Nu zit die deur dicht. Ik kies voor mezelf.’

Ze is geen uitzondering. In een recent onderzoek liet 34 procent van de vrouwen tussen de 18 en de 39 weten dat zijzelf of iemand die ze kenden ‘had besloten niet zwanger te worden uit bezorgdheid over het gebrek aan mogelijkheden bij eventuele complicaties en medische noodgevallen’. Dat klinkt misschien alsof hun bezorgdheid de toegang tot abortus gold, maar uit het onderzoek blijkt dat de zaak-Dobbs twijfels over het krijgen van kinderen in het algemeen heeft versterkt. En inderdaad: van alle vrouwen die beweerden vanwege de Dobbs-uitspraak geen kinderen te willen krijgen, woonde ongeveer de helft in staten waar het recht op abortus nog bestond.

De ironie zal niemand ontgaan: doordat ze de conservatieve beweging van invloed laten zijn op hun benadering van de vraag of ze wel of geen kinderen willen, laten liberalen en progressieven hun reproductieve strategie toch door de conservatieven bepalen, zij het indirect.

Je inzetten voor progressieve langetermijndoelen is prima verenigbaar met het omarmen van het gezinsleven

Maar het is fundamenteel onjuist om de kwestie te bekijken door de lens van de ene of andere politieke kleur; het krijgen van kinderen is meer dan politiek. Bij onze beslissing om wel of geen kinderen te krijgen beantwoorden we een filosofische vraag: is het leven, met al zijn imperfecties en uitdagingen – vol politieke strijd en rampen – de moeite waard?

Toegegeven, kinderen krijgen is niet de enige manier om deze kwestie te benaderen. Maar kinderen krijgen blijft de toegankelijkste manier voor de meesten van ons om de waarde van ons leven en dat van anderen te bekrachtigen. Dat heeft ermee te maken dat je door een kind te krijgen en op te voeden een van de grootste verantwoordelijkheden aangaat die een mens voor een ander mens op zich kan nemen. Bovendien maakt de voortzetting van menselijk leven al het andere waar we om geven mogelijk.

Je inzetten voor progressieve langetermijndoelen zoals economische, sociale, etnische en milieurechtvaardigheid, is prima verenigbaar met het omarmen van kinderen en het gezinsleven. Maar dat niet alleen, het veronderstelt ook de bereidheid om persoonlijke en collectieve verantwoordelijkheid te nemen voor de volgende generatie: het opvoeden, koesteren en opleiden van degenen die de toekomst van ons land en onze planeet zullen bepalen.

Natuurlijk zullen progressieven en conservatieven zeer uiteenlopende antwoorden geven op de vraag hoe de opvoeding van kinderen eruit zou moeten zien – net als op de vraag hoe de Amerikaanse samenleving zou moeten worden ingericht. Maar progressieven moeten blijven nadenken over de manieren waarop het hebben van kinderen al dan niet overeenkomt met hun waarden, en welke vorm ze willen dat hun leven aanneemt. Daar moet de loyaliteit aan hun politieke partij geen rol in spelen. Kinderen zijn te belangrijk om op te offeren aan een cultuuroorlog.

Recent verschenen