Scholen in rijke landen presteren slecht

© Jeswin Thomas / Unsplash

The Economist

| Londen | de redactie | 04 september 2024

Ongeveer een kwart van de vijftienjarigen in OESO-landen voldoet niet aan de basisvaardigheden in wiskunde, lezen en natuurwetenschappen. Finland gaat het sterkst achteruit.

Al voordat de covid-19-pandemie miljoenen kinderen uit hun klaslokalen verdreef, zaten scholen in heel Amerika vast in een patroon. De prestaties van leerlingen in wiskunde en lezen worden bijgehouden door middel van de National Assessment of Educational Progress, een reeks referentietesten die soms de Nation’s Report Card wordt genoemd. Gedurende het grootste deel van die vijf decennia bleven de scores verbeteren. Maar begin 2010 stopte die ontwikkeling. En tegen 2020 daalden de scores weer.

Testscores in veel andere rijke landen laten een soortgelijke trend zien. Al twee decennia lang vragen analisten van de OESO, een club van over het algemeen rijke landen, vijftienjarigen op tientallen plaatsen om vergelijkbare examens af te leggen voor wat bekendstaat als het Programme for International Student Assessment (PISA). In 2018 bleek uit deze tests dat de gemiddelde vijftienjarige in de OESO-landen niet vaardiger is in wiskunde, lezen of natuurwetenschappen dan in het begin en midden van de jaren 2000 (zie grafiek). Voor exacte vakken en lezen gold dat de scores over het algemeen stegen tot in respectievelijk 2009 en 2012, waarna ze weer daalden. Bij wiskunde was er sprake van stagnatie. Dit ondanks dat de uitgaven per leerling gestegen waren.

De afgelopen tien jaar zijn er maar weinig landen geweest die hun scores sneller en harder zagen dalen dan Finland

Uit hun cijfers blijkt dat de kwaliteit van het onderwijs in een groep van twintig rijke landen vrij snel is gestegen in de jaren tachtig en negentig, maar daarna weer is afgenomen.

Het probleem is niet dat er geen verbetering mogelijk was. In de afgelopen jaren zijn enkele van ’s werelds beste schoolsystemen vooruitgang blijven boeken. In Singapore, waar tieners alle anderen versloegen in de laatste ronde van de PISA-tests die in 2022 werden afgenomen, stegen de scores zelfs tijdens de pandemie. Maar zulke rijzende sterren in Azië staan in contrast met westerse systemen die weinig vooruitgang boeken of, in sommige gevallen, zelfs flink in verval zijn. De afgelopen tien jaar zijn er maar weinig landen geweest die hun scores sneller en harder zagen dalen dan Finland, ooit een lievelingetje van hervormers. Andere OESO-landen die achteruit lijken te gaan zijn Frankrijk, Duitsland, Nederland en Nieuw-Zeeland (zie grafiek).

Nieuwkomers

De pogingen om de slechte vooruitgang te verklaren vallen grofweg in twee groepen uiteen. De eerste is dat leerlingen veranderen op een manier die het voor scholen moeilijk maakt om verder te verbeteren. Volgens deze redenering is een stilstand in de resultaten een redelijke prestatie, aangezien scholen hiervoor al harder moeten lopen.

Toenemende migratie speelt hierin vaak een belangrijke rol. In Duitsland verdubbelde het aandeel van tieners die eerste of tweede generatie immigranten zijn tussen 2012 en 2022 van 13 naar 26 procent. Ook in Groot-Brittannië, Oostenrijk en Zwitserland is sprake van een grote stijging. Nieuwkomers zijn meestal armer dan hun leeftijdsgenoten en spreken thuis vaker een vreemde taal.

Meer in het algemeen, zo luidt het argument, drukken de grote economische tegenslagen van de laatste twee decennia op het leerproces. In de jaren na de grote financiële crisis steeg het aandeel kinderen in relatieve armoede (kinderen in huishoudens met minder dan de helft van het modaal besteedbaar inkomen) in 20 van de 33 OESO-landen waar dergelijke gegevens beschikbaar waren. In 2018 waren er nog steeds 13 landen (van de 33) met armoedepercentages die hoger lagen dan tien jaar eerder. Kinderen leren minder als ze ziek of hongerig zijn, of als ze door een hectisch gezinsleven niet elke les kunnen bijwonen. Kinderen die achter raken op school als gevolg van dergelijke ontberingen kunnen hun achterstand zelfs niet inhalen als de financiën van hun ouders verbeteren.

Meer dan 60 procent van de leerlingen in de rijke wereld geeft aan dat hun telefoon ze soms afleidt tijdens de lessen op school

Sommigen wijzen ook op toenemende angsten en andere geestelijke gezondheidsproblemen bij kinderen. In 2022 beoordeelde ongeveer 18 procent van de tieners hun levenstevredenheid als 4 of lager op een schaal van 10, volgens gegevens van de OECD, tegenover 11 procent in 2015. Vaak krijgen sociale media hiervan de schuld, maar onderzoeksgegevens bevestigen dat nog niet. Wel is het mogelijk dat beeldschermen de resultaten beïnvloeden. Meer dan 60 procent van de leerlingen in de rijke wereld geeft aan dat hun telefoon of tablet ze soms afleidt tijdens de lessen op school. Leerlingen die aangeven op school veel in de weer te zijn met apparaten, scoren lager in internationale tests.

Dergelijke obstakels zijn minder storend wanneer het onderwijs hoog op de prioriteitenlijst staat. Maar in de rijke landen is dat lang niet meer altijd het geval. In het begin van de jaren 2000 leidden de slechte prestaties van Duitsland op internationale toetsen tot een ophef die tot veranderingen leidde; in de jaren daarna schoten de toetsscores weer omhoog. In het laatste decennium zijn ze echter weer gedaald, alleen heeft het publiek dit keer veel minder interesse in het onderwerp, stelt Ludger Woessmann, onderwijseconoom aan de Ludwig Maximilian Universiteit van München.

Turkse droom in duigen

De ‘Europese droom’ van jonge Turken om elders op het continent te gaan studeren wordt steeds fictiever sinds hun visumaanvragen aan allerlei economische criteria moeten voldoen, om te voorkomen dat ze politiek asiel aanvragen.

Ondanks het herstel van het Erasmus-programma na de verstoringen door de covid-19-pandemie, ondervinden Turkse studenten steeds vaker problemen.
Sindsdien zijn er maatregelen genomen om de inclusiviteit en toegang te verbeteren, maar de economische en politieke situatie in Turkije blijft een grote belemmering voor Turkse studenten. De lira heeft bijvoorbeeld meer dan de helft aan waarde verloren ten opzichte van de euro. Een jaar studeren in Europa is daardoor onbetaalbaar geworden voor veel Turkse gezinnen, zelfs met de beschikbare beurzen, meldt het dagblad HaberTürk.
Het dagblad Cumhuriyet schreef dat een zeventien jaar oude Erasmus-kandidaat op bezoek in Europa een bericht had achtergelaten met: ‘Zoek me niet, ik kom niet terug.’ Nadat hij naar Duitsland was vertrokken, diende hij daar een verzoek om politiek asiel in, meldt de krant. Particuliere bedrijven waaraan de Europese consulaten de indiening van aanvragen uitbesteden, worden geïnfiltreerd door oplichters die zogenaamd gespecialiseerd zijn in ‘studentenadvies’ en gebruikmaken van bots, geautomatiseerde computerprogramma’s, waarmee ze plekken reserveren en deze vervolgens tegen een hoge prijs doorverkopen.

In sommige systemen kan cijferinflatie een valse geruststelling bieden. In 2019 was het gemiddelde cijfer van een Amerikaanse middelbare scholier 3,11, tegenover 2,94 twee decennia eerder. Een recente studie van ACT, die toelatingstoetsen voor universiteiten maakt, laat zien dat tussen 2010 en 2021 de prestaties op de examens daalden, zelfs toen de cijfers die leraren gaven omhooggingen. Scholen werden guller in hun cijfers tijdens de pandemie, en die neiging lijkt in stand te zijn gebleven. In Amerikaanse klaslokalen halen leerlingen ongeveer dezelfde cijfers als in 2019, ook al twijfelt niemand eraan dat ze door de pandemische verstoringen verder achterop zijn geraakt.

Hoge kosten

Trage vooruitgang in het onderwijs brengt hoge kosten met zich mee. Als tests de capaciteiten in de meest fundamentele basisvaardigheden nauwkeurig meten, betekent de stagnatie een ramp. Ongeveer een kwart van de vijftienjarigen in landen die lid zijn van de OESO voldoet niet aan de basisvaardigheden in wiskunde, lezen en natuurwetenschappen, volgens de normen van PISA. Dat betekent dat 16 miljoen tieners moeite hebben met rekentaken of het lastig vindt om relatief eenvoudige teksten te duiden.

Veel onderzoeken tonen aan dat het voortbrengen van goede denkers de meest betrouwbare en duurzame manier is om economische groei te stimuleren. Een paar jaar geleden modelleerden professor Woessmann en Stanford-econoom Eric Hanushek de voordelen die zouden kunnen voortvloeien uit het opkrikken van de wiskundige en wetenschappelijke vaardigheden van de beroepsbevolking met een factor die overeenkomt met ongeveer 25 punten op de PISA-tests. Ze ontdekten dat deze ontwikkeling de jaarlijkse bbp-groei in rijke landen met een half procentpunt zou doen toenemen. Ze schatten dat als een land in 2030 zou beginnen met hem kweken van slimmere jongeren, dat aan het einde van de eeuw zou hebben geleid tot een economie die met ongeveer 30 procent groeit.

Schoolsystemen moeten aan de slag. Hoe langer ze treuzelen, hoe moeilijker het wordt om ze nieuw leven in te blazen. In Amerika weerhoudt een gevoel van vermoeidheid over onderwijshervormingen stichtingen en filantropen ervan te investeren in experimenten die bevorderlijk kunnen zijn. Slecht nieuws uit evaluaties wordt steeds vaker genegeerd, soms vanuit de overtuiging dat de methoden om vooruitgang te meten bevooroordeeld zijn tegen bepaalde groepen kinderen. Fraai klinkende hervormingsideeën waarvoor weinig bewijs is krijgen steun, terwijl basalere oplossingen worden genegeerd.  

Recent verschenen