The Atlantic
| Boston | Christopher Forth | 26 juni 2019Mensenvet werd in de zeventiende eeuw gebruikt als pijnstiller bij verstuikingen en gebroken botten. Het werkte ook goed tegen reuma. En zweet van doden werd opgevangen om er aambeien mee te behandelen.
Vet, van plantaardige, dierlijke of menselijke oorsprong, is sinds mensenheugenis een belangrijk element in de Europese farmacologie. Om niet geheel duidelijke redenen ontstond er rond de zestiende en zeventiende eeuw extra veel belangstelling voor menselijk vet. In 1543 instrueerde medicus Andreas Vesalius anatomen die beenderen kookten voor het onderzoek naar skeletten, om de vetlaag zorgvuldig te bewaren, ‘voor het welzijn van de massa, die er een aanzienlijke effectiviteit aan toeschrijft bij het doen verdwijnen van littekens en het bevorderen van de groei van zenuwen en pezen’.