Aeon
| Londen | Robert D. Martin | 05 oktober 2018Weer een mythe doorgeprikt. De eicel is geen passieve, afwachtende partij die in een gigantische marathon de snelste, fitste spermatozoïde beloont met een bevruchting. Sterker nog, zaadcellen zwemmen niet eens het hele traject zelf.
Voordat de wetenschap enig inzicht kreeg in de menselijke voortplanting, werd ervan uitgegaan dat nieuw leven spontaan ontstond, uit niet-levend materiaal. Daar kwam halverwege de zeventiende eeuw een klein beetje verandering in, toen het natuurvorsers (maar net) lukte om met het blote oog het vrouwelijke ovum, oftewel de eicel, te zien. Zij concludeerden dat alle leven al in aanleg aanwezig was sinds het moment van de goddelijke schepping; één persoon bestond binnen in de ander, in de eitjes van een vrouw, zoals de bekende Russische matroesjkapoppen. Deze kijk op de voortplanting, die ‘preformatie’ werd genoemd, paste goed in het straatje van de heersende klasse. ‘Door afstammelingen binnen in elkaar te plaatsen’, schrijft de Portugese ontwikkelingsbioloog en schrijfster Clara Pinto-Correia in haar boek The Ovary of Eve (‘Eva’s eierstok’, 1997), ‘kon het idee van de preformatie fungeren als een “politiek correcte” antidemocratische doctrine die impliciet het dynastieke stelsel legitimeerde – en natuurlijk hoorden de vooraanstaande natuurvorsers van de Wetenschappelijke Revolutie niet tot de dienende klasse’.