| Ulrich Alexander Boschwitz | 25 juli 2018
De Joodse Otto Silbermann weet in 1938 te ontsnappen aan de nazipogroms, maar verliest daardoor alles: zijn bezittingen, zijn waardigheid en uiteindelijk ook zijn verstand. Zelfs wanneer hij, gek geworden van angst, opgesloten wordt in een inrichting, blijft hij geloven in het goede van de mens.
Hoofdstuk een
Becker stond op, drukte zijn sigaar uit in de asbak, knoopte zijn jasje dicht en legde zijn rechterhand beschermend op Silbermanns schouder. ‘Het beste, Otto. Ik denk dat ik morgen alweer in Berlijn ben. Als er iets is, kun je me gewoon in Hamburg bellen.’