Twee maanden na de aanslag op Charlie Hebdo probeert de uitgedunde redactie zich weer op te richten. Maar het is niet eenvoudig: nieuwe tekenaars overtuigen om te komen werken voor een krant die voortdurend wordt bedreigd, omgaan met de miljoeneninkomsten uit het voorlaatste nummer, en het beteugelen van oude conflicten die weer oplaaien. De echte ‘esprit Charlie’ is nog ver te zoeken.
Een klein, merkwaardig gezelschap bezoekt het nieuwe gebouw van Charlie Hebdo. Het is een team dat is gespecialiseerd in bepantsering en explosiewerend materiaal. In het gebouw zijn ook tekenaars van Charlie aanwezig, redactiesecretaresses en Riss, de nieuwe directeur van het blad. Zijn rechterarm heeft hij nog in een mitella; een van de kogels van de gebroeders Kouachi heeft zijn schouderblad verbrijzeld om vervolgens aan de achterkant weer naar buiten te komen. ‘Twee maanden geleden zou de hele bende geschaterd hebben van het lachen als ze ons zouden hebben zien praten over legeringen die kogelwerend zijn en over bewakingscamera’s, zoals in een James Bond-film,’ merkt hij bitter op. Nu staat niemands hoofd naar grappen. Acht geliefde gezichten ontbreken op de vergadering. En tegen Riss is een fatwa uitgesproken. Ze zullen, zo stellen ze vast, ‘zich achter barricades moeten verschansen’.