Le Monde Diplomatique
| Mireille Court | 04 oktober 2017In de Noord-Syrische regio Rojava hebben bewoners een democratische confederatie in het leven geroepen, gebaseerd op lokaal zelfbestuur. Ze streven naar een egalitaire samenleving waarin de rechten van vrouwen en minderheden worden gerespecteerd.
Ondanks de nacht heerst er
nog een verstikkende hitte in Kamishli. Nadat we snel zijn vertrokken van de kleine luchthaven die nog altijd wordt gecontroleerd door enkele tientallen politiemannen en soldaten van het regime van Bashar al-Assad, komen we onmiddellijk op het grondgebied van de Democratische Federatie van Noord-Syrië, vaak ‘Rojava’ genoemd (Koerdisch voor ‘west’). In dit gebied langs de Turkse grens tussen de Eufraat en Irak, dat is terugveroverd op de jihadisten van Islamitische Staat, wonen minstens twee miljoen mensen, van wie 60 procent Koerden. Sinds 2014 waait in dit deel van Noord-Syrië een politieke wind die is geïnspireerd door Abdullah Öcalan, de oprichter van de Koerdische Arbeiderspartij PKK, die al vanaf 1999 gevangenzit in Turkije. De PKK en haar Syrische bondgenoot PYD (Democratische Uniepartij) hebben het marxistisch-leninisme vaarwel gezegd en zich bekeerd tot het anarchosyndicalisme van de Amerikaanse ecoloog Murray Bookchin (1912-2006).
Hun beginselverklaring, het in 2014 aangenomen Sociaal Contract van de Democratische Federatie van Noord-Syrië, verwerpt nationalisme en staat een egalitaire samenleving voor waarin alle bevolkingsgroepen gelijkelijk zijn vertegenwoordigd en de rechten van minderheden worden gerespecteerd.