Der Spiegel
| Hamburg | Fritz Schaap | 28 mei 2019Artsen in Congo voeren een gevaarlijke strijd tegen ebola. Terwijl het virus steeds beter te beteugelen is, ondervinden ze weerstand van de lokale bevolking. En die deinst nergens voor terug.
Op de laatste maandagochtend van februari, drie dagen voordat de strijd tegen ebola in oostelijk Congo in een regelrechte oorlog uitmondde, kijkt dr. Jean-Christophe Shako onder de verzengende zon in Katwa uit over de rokende puinhopen van de kliniek van Artsen zonder Grenzen, gelegen tussen eucalyptusbomen en maïsvelden. Shako, hoofd ebolabestrijding in de stad Butembo, is de wanhoop nabij. Op zijn gezicht is een mengeling van angst en vermoeidheid te lezen. ‘De mensen hier willen gewoon niet onder ogen zien dat deze ziekte bestaat,’ zegt hij zacht, met gefronste wenkbrauwen. ‘Ze denken dat we hen met het vaccin doden, dat deze medische posten moordcentra zijn. Dat de overheid hun stam, de Nande, wil uitroeien.’ In de nacht is een groep van zo’n dertig man uit het regenwoud gestormd die de AzG-kliniek met pijlen en bogen en machetes heeft aangevallen. De patiënten werden weggevoerd. De aanvallers lieten pamfletten achter met daarop
de waarschuwing: ‘We hebben nog meer verrassingen in petto.’