De Hongaar György Kurtág is een van de belangrijkste componisten van de twintigste eeuw en op 94-jarige leeftijd nog steeds actief. Een minimalist, die strijdt voor elke toon. Niemand kan intensiever laten voelen wat moderne muziek is.
Het is bijna middag, na een van die intensieve repetities die eerder afgelopen zijn dan gepland omdat iedereen al overloopt van klanken en gedachten, als György Kurtág over de treurwilg begint. Hij zit enigszins voorover op zijn pianokruk. Moe is hij niet, hij glimlacht. Hij vertelt hoe hij lang geleden Hölderlin [grote Duitse dichter, 1770-1843] ontdekte, diens gedichten, hoe hij zich daarin verdiepte. Hoe hij zodoende bij de Griekse dichter Pindaros terechtkwam, later, en het idee kreeg oud-Grieks te leren, terwijl hij de zestig al ruim was gepasseerd. En hij vertelt hoe hij, toen hij in de jaren negentig in Berlijn woonde, vanuit zijn huis in het zuidwesten van de stad naar een meer in de buurt liep, steeds dezelfde route, en onderwijl gedichten van Hölderlin opzei. Hij was helemaal niet van plan ze op muziek te zetten. Maar deed dat uiteindelijk toch. En het ontstaan van de compositie, dat had dan te maken met: de woorden van de dichter, het in zichzelf verzinken, de wandelingen, het meer. En met de treurwilgen die daar over het water hingen.