Het internet is erger dan een hersenspoelmachine

© John Nacion / STAR MAX / AP

The Atlantic

| Boston | Charlie Warzel, Mike Caulfield | 07 februari 2025

De herschrijving van de Capitoolbestorming onder veel Republikeinen is alarmerend. Het is ook een treffend voorbeeld van hoe het internet onze politieke realiteit heeft vervormd. Een onderbouwing is altijd maar een scroll of een muisklik verwijderd.

Probeer je even te herinneren hoe je je voelde op 6 januari 2021. Denk aan de geïmproviseerde galg die op het terrein van het Capitool stond, het traangas en het geluid van de oproerschilden die tegen de vlaggenmasten botsten die er tegenaan werden gegooid. Als je de videobeelden opnieuw bekijkt, herinner je je misschien de man in het sweatshirt met de tekst Camp Auschwitz die rustig tussen de indringers stond, of het beeld van de Confederatievlag die in de rotunda van het Capitool wapperde. De gebeurtenissen van die dag zijn zo gedocumenteerd, zo gememoriseerd, zo diep verankerd in onze recente politieke geschiedenis dat het moeilijk kan zijn om de shock en woede die zovelen voelden toen de beelden binnenstroomden, te bevatten. Maar het gebeurde allemaal: mannen en vrouwen sloegen ruiten in, vielen de politie van het Capitool aan, beklommen het marmeren bouwwerk van een van Amerika’s meest herkenbare nationale monumenten in een poging de uitslag van de verkiezingen van 2020 ongedaan te maken.

Het is ook moeilijk om te onthouden dat het er ten minste even op leek dat de rede zou zegevieren, dat de machthebbers een consensus zouden bereiken tegen Donald Trump, wiens ongegronde beweringen over kiezersbedrog de aanval inluidden. Senator Lindsey Graham, een oude bondgenoot van Trump, wond er geen doekjes om toen hij die avond stemde om de overwinning van president Joe Biden te bekrachtigen: ‘Het enige wat ik kan zeggen is: ik doe niet mee. Genoeg is genoeg.’ De krant New York Post, meestal pro-Trump, beschreef de menigte als ‘rechtse mensen die door het lint gingen in Washington’. Techplatforms zoals Facebook en Twitter, die Trump over het algemeen hadden toegestaan om te posten wat hij wilde tijdens zijn presidentschap, blokkeerden tijdelijk zijn account. ‘We geloven dat de risico’s als de president onze service in deze periode mag blijven gebruiken simpelweg te groot zijn’, schreef CEO van Facebook Mark Zuckerberg destijds.

Maar deze consensus was van korte duur. Op 7 januari gaf David A. Graham van The Atlantic een waarschuwing die profetisch bleek: ‘Onthoud hoe de couppoging van gisteren in het Amerikaanse Capitool is gegaan,’ aldus Graham. ‘Binnenkort zal iemand je misschien van een andere gang van zaken proberen te overtuigen.’ Nog voordat de relschoppers het gebouw uit waren, was een of andere marginale beweging online al een andere wereld aan het opbouwen van vermeend bewijs – een netwerk van leugens en verdraaide theorieën om de aanval te rechtvaardigen en te herschrijven wat er die dag echt gebeurd was. Tegen de lente begon het verhaal onder de wetgevers te veranderen. De gewelddadige opstand werd, in de woorden van de Republikeinse afgevaardigde Andrew Clyde uit Georgia, een ‘doodgewoon toeristenbezoek’.

Rechtvaardigingsmachine

De herschrijving van 6 januari onder veel Republikeinen is alarmerend. Het is ook een treffend voorbeeld van hoe het internet onze politieke realiteit heeft vervormd. In de afgelopen jaren is dit fenomeen toegeschreven aan de ‘desinformatiecrisis’. Maar die term komt niet eens in de buurt van wat er echt aan de hand is.

Denk terug aan de aanvankelijke paniek rond ‘nepnieuws’, rond de verkiezingen van 2016 en de nasleep ervan, toen een mengeling van partizanen en ondernemende Macedonische tieners allerlei klassieke complottheorieën opdiste, zoals het verhaal over de FBI-agent die zelfmoord zou hebben gepleegd nadat hij de stemfraude van Hillary Clinton aan het licht had gebracht. Academici en deskundigen debatteerden eindeloos over het effect van deze artikelen. Waren de verhalen werkelijk zo overtuigend dat ze in staat waren iemands wereldbeeld en stemgedrag te veranderen? Of waren ze enkel pulp voor hersenloze partizanen? Afhankelijk van je perspectief vormde verkeerde informatie een existentiële bedreiging omdat het in staat was massa’s mensen te hersenspoelen, of was het feitelijk ongevaarlijk.

Maar er is nog een andere, meer verontrustende mogelijkheid, een die we zijn gaan begrijpen door ons werk in de afgelopen tien jaar. Een van ons, Mike, heeft de effecten van onze verrotte informatieomgeving bestudeerd als onderzoekswetenschapper en expert in informatiegeletterdheid, terwijl de ander, Charlie, een journalist is die uitgebreid heeft geschreven en gerapporteerd over het sociale web. De laatste tijd is ons onafhankelijke werk zich gaan concentreren rond een bepaald gedeeld idee: dat desinformatie krachtig is, niet omdat het mensen van gedachten doet veranderen, maar omdat het mensen in staat stelt hun overtuigingen te handhaven in het licht van groeiend bewijs van het tegendeel. Het internet fungeert misschien niet zozeer als hersenspoelmachine, maar als rechtvaardigingsmachine. Een onderbouwing is altijd maar een scroll of muisklik van ons verwijderd en de prikkels van de moderne aandachtseconomie – mensen worden beloond met engagement en een grotere invloed naarmate hun publiek meer reageert op wat ze zeggen – zorgen ervoor dat mensen altijd meteen overal een onderbouwing bij moeten leveren. Deze dynamiek speelt in op de natuurlijke neiging van mensen om op zoek te gaan naar bewijs, om informatie te zoeken die de eigen overtuigingen ondersteunt of de argumenten tegen die overtuigingen ondermijnt. Het vinden van dergelijke informatie (of van grote groepen mensen die deze informatie gretig verspreiden) is niet altijd zo eenvoudig geweest. Het zoeken naar bewijs betekende in het verleden dat je je in een onderwerp moest verdiepen, argumenten moest testen of moest vertrouwen op echte expertise. Dat was de basis waarop het grootste deel van onze politiek, cultuur en argumentatie was gebouwd. 

Het huidige internet – een volwassen ecosysteem waartoe iedereen toegang heeft en waarop je gemakkelijk zelf iets kunt publiceren – maakt daar korte metten mee. Toen de menigte op 6 januari het Capitool bestormde, draaide de rechtvaardigingsmachine op volle toeren en leverde ze in realtime ontkenningen op aanvraag aan iedereen die daar behoefte aan had. Jake Angeli, de ‘sjamaan van QAnon’, was een van de eerste doelwitten. Rechtse accounts die berichten plaatsten over de opstand beweerden dat dit geen echte ‘Stop the Steal’-ers waren, omdat Angeli er niet zo uitzag. ‘Dit is GEEN Trump-aanhanger… Dit is een in scène gezette #Antifa-aanval’, schreef voorganger Mark Burns in een tweet die Angeli in de Senaatskamer toonde – die vervolgens geliket werd door Eric Trump. Ander ‘bewijs’ volgde. Mensen deelden een foto van Angeli bij een Black Lives Matter-protest waar het QAnon-bord dat hij vasthield handig was weggeknipt. Mensen speculeerden dat hij een acteur was; anderen vatten zijn tatoeages op als een teken dat hij deel uitmaakte van een pedofiele elitekring en daarom, in hun logica, een Democraat was.

De echte organisator, zo stelden ze, was de deep state, bijgestaan door extreemlinkse groeperingen

Angeli als bewijs dat deze mensen niet MAGA waren, was slechts een van de vele voorbeelden van verdraaiingen. Binnen een paar uur speculeerden MAGA-influencers dat een van de demonstranten een tatoeage had van een hamer en sikkel; hét bewijs van linkse denkbeelden. Op tv beweerde een presentator van Fox News dat Trump-aanhangers geen donkere helmen dragen of zwarte rugzakken gebruiken, zodat de menigte niet trumpistisch kon zijn. Vrij snel ontstond het verhaal dat de aanval een valstrik was en dat de media erbij betrokken waren. Complotdenkers haalden de tijdstempel van een liveblog van NPR die de opstand van tevoren leek aan te kondigen aan als bewijs dat het allemaal vooraf gepland was door de ‘deep state’. Ze verzuimden op te merken dat het verhaal, zoals vele andere, in de loop van de dag was bijgewerkt en van nieuwe koppen voorzien, terwijl de tijdstempel van het oorspronkelijke bericht behouden bleef. De beroemde beelden van een agent van de Capitoolpolitie die op heldhaftige wijze de menigte wegleidt van de deur naar de Senaat was in de MAGA-wereld het bewijs dat Trump-aanhangers het Capitool in werden gelokt door de politie. Zo moesten ook de beelden van agenten die door relschoppers werden overweldigd en hen voorbij de barricades lieten gaan bewijzen dat de opstand in scène was gezet. De echte organisator, zo stelden ze, was de deep state, bijgestaan door extreemlinkse groeperingen.

De haast waarmee bewijsmateriaal werd verzameld, leidde een tijdje tot een verwarrend dubbel verhaal van rechts. In het ene verhaal verliepen de rellen vreedzaam – de Trump-aanhangers in het Capitool waren nagenoeg gewoon toeristen. Het andere verhaal benadrukte het geweld en suggereerde dat er vernielingen waren aangericht door antifascisten. Uiteindelijk smolten de duellerende verhalen samen tot een completer verhaal: vreedzame Trump-aanhangers waren naar het Capitool gelokt door gewelddadige antifa-leden, bijgestaan door ordehandhavers die voor de deep state werkten.

De bedoeling van deze onjuiste informatie was niet om degenen die geen Trump-aanhangers waren op andere gedachten over de opstand te brengen. Het doel was om elke cognitieve dissonantie weg te nemen die kijkers van deze couppoging mochten hebben ervaren en om de overtuigingen te versterken die de MAGA-volgelingen al hadden. En dat is de onthutsende erfenis van 6 januari. Terwijl de rechtvaardigingsmachine draaide, werd de rel het zoveelste bewijs van het schokkende geweld van radicaal links of de nooit eindigende kruistocht van de deep state tegen Trump. Op 7 januari overtrof het aantal zoekopdrachten op Google naar antifa en BLM (die geen rol hadden gespeeld in de gebeurtenis) het aantal zoekopdrachten naar Proud Boys (die wel een rol hadden gespeeld). In de maanden en jaren na de couppoging probeerde de rechtvaardigingsmachine miljoenen Amerikanen ervan te weerhouden de realiteit van die dag onder ogen te zien. Een opiniepeiling van The Washington Post uit december 2023 wees uit dat 25 procent van de respondenten geloofde dat het ‘zeker’ of ‘waarschijnlijk’ waar was dat FBI-agenten de aanval op het Capitool hadden georganiseerd en aangemoedigd. 26 procent twijfelde.

Bewijs op aanvraag

Complottheorieën zijn een diep ingebakken menselijk fenomeen en 6 januari is slechts een van de vele cruciale momenten in de Amerikaanse geschiedenis waarbij mensen zich lieten meeslepen door paranoïde ideeën. Maar er is een duidelijk verschil tussen deze opstand, waarbij mensen bergen bewijs kregen voorgeschoteld over een gebeurtenis die zich in realtime afspeelde op sociale media, en bijvoorbeeld de moord op John F. Kennedy, toen het internet nog niet bestond, mensen speculeerden over de gebeurtenis en relatief weinig informatie hadden om zich op te baseren. Of denk aan de aanslagen van 9/11: sommigen omarmden complottheorieën die vergelijkbaar waren met de theorieën die achter de false flag-verhalen over 6 januari zaten. Maar de verspreiding van deze complottheorieën werd niet in de hand gewerkt door de hoge snelheid waarmee nieuws op sociale media verspreid wordt, maar door de langzamere verspreiding van vroege online streamingsites, prikborden, e-mail en torrents. Er waren geen gecentraliseerde feeds voor mensen om verhalen te creëren en uit te putten.

De rechtvaardigingsmachine, met andere woorden, heeft dit instinct niet gecreëerd, maar heeft het proces van het uitwissen van cognitieve dissonantie wel veel efficiënter gemaakt. Ons huidige, gefragmenteerde mediaecosysteem werkt veel sneller en met minder strubbelingen dan eerdere versies en biedt consumenten bewijs op aanvraag dat beter op maat gemaakt is dan zelfs de meest krankzinnige kabelnieuwsuitzendingen kunnen bieden. En de effecten reiken verder dan alleen complotdenkers. Zo hadden anti-Trump-influencers en liberaal georiënteerde kabelnieuwszenders het tijdens het afgelopen verkiezingsseizoen vaak over de stroom van Trump-aanhangers die zijn bijeenkomsten vroegtijdig verlieten, waarmee ze suggereerden dat de steun voor Trump tanende was. Dit was niet waar, maar zulke video’s hielpen het Democratische publiek om in een wereld te blijven waarin Trump impopulair was en gedoemd om te verliezen.

Als je tijd doorbrengt op sociale media kom je er al snel achter dat er vraag is naar dit soort inhoud. De eerste uren na een catastrofale nieuwsgebeurtenis werden ooit gebruikt om de dingen op een rijtje te zetten: wat is er precies gebeurd? Wie zat erachter? Wat was de omvang? Nu is elke gebeurtenis meteen koren op de machine. Na een massale schietpartij gaan partizanen op zoek naar bewijs om te suggereren dat de dader MAGA is, of een radicaal linkse politicus, of een ontevreden trans jongere. Vorige week, in de uren nadat een massamoordenaar met een auto op burgers inreed op Bourbon Street in New Orleans, kwam Trump aanzetten met leugens en speculaties over de verdachte door te suggereren dat hij een migrant was. Later kwam er informatie binnen waaruit bleek dat de bestuurder een Amerikaans staatsburger en legerveteraan was. De tragedie en de chaos van de onmiddellijke nasleep werden aangegrepen om het grensbeleid van de Democraten aan te vallen.

Deze reflex draagt bij aan een culturele en politieke verrotting. Een cultuur waarin elke gebeurtenis – elk menselijk succes of elke tragedie – wordt aangegrepen als bewijs om politieke punten te scoren, is een nihilistische cultuur. Het is een cultuur waarin je nooit van mening hoeft te veranderen of zelfs maar geconfronteerd wordt met ongemakkelijke informatie. Nieuwscycli zijn korter en de grootste verhalen in de wereld – zoals de moordaanslag op Trump afgelopen zomer in Pennsylvania – doen het kortstondig goed in het publieke bewustzijn, om daarna weer te verdwijnen. De rechtvaardigingsmachine gedijt op het moordende tempo van onze informatieomgeving; de machine wordt aangedreven door de constante komst van meer nieuws, meer bewijs. Het is niet nodig om dingen te reorganiseren en opnieuw te beoordelen. Het resultaat is dat we vastzitten, het gevoel hebben gevangen te zitten in een eeuwige tegenwoordige tijd.

Alleen hysterische Democraten, geobsedeerd door het neerhalen van Trump, bleven erover doorzeuren

Deze stagnatie is nu wat 6 januari ons heeft nagelaten. Toen de Republikeinen eenmaal hun visie op de opstand hadden herschreven – in het beste geval als iets wat niet gebeurd is en in het slechtste geval als een voorbeeld van inmenging van de deep state – deden ze alle pogingen om hen ter verantwoording te roepen af als ‘Trump derangement syndrome’. Republikeinen in de Senaat blokkeerden aanvankelijke pogingen om een tweepartijdige commissie over 6 januari op te richten; de toenmalige minority leader Mitch McConnell noemde het een ‘puur politieke onderneming’ die ‘geen cruciale nieuwe feiten aan het licht zou brengen of genezing zou bevorderen’. Tijdens de hoorzittingen van het Congres over de couppoging negeerde Fox News grotendeels de gang van zaken. De nu gekozen president Trump dringt aan op een FBI-onderzoek naar voormalig afgevaardigde Liz Cheney vanwege haar betrokkenheid bij de commissie. Haar bevindingen, die werden gepubliceerd in een gedetailleerd rapport, werden onmiddellijk in diskrediet gebracht door de Republikeinen, die het oneerlijk, politiek gemotiveerd en onderdeel van een heksenjacht noemden. Volgens de cynische logica van de Republikeinen waren de gebeurtenissen van 6 januari overdreven, maar behoorden ze ook tot het verre verleden. Alleen hysterische Democraten, geobsedeerd door het neerhalen van Trump, bleven erover doorzeuren.

Het was terecht dat de Democraten – en de twee Republikeinen in de commissie – mensen ter verantwoording wilden roepen vanwege 6 januari, maar het bleek buitengewoon moeilijk om dat te doen in een informatieomgeving die voortdurend blijft steken in wat op dat moment speelt. Trump en het MAGA-mediacomplex gebruikten de opstand om de Democraten af te schilderen als een partij van scheldkoppen die geobsedeerd zijn door het verleden en maar doordrammen over democratie. Het werk van de commissie was zorgvuldig en methodisch, tegenovergesteld aan de hectiek en snelheid die kenmerkend zijn voor de rechtvaardigingsmotor. Op een moment van anti-institutionele gevoelens werd het waarheidsvindingproces van het congres door sommigen als academisch, traag en zelfs elitair ervaren. Veel mensen negeerden het proces. Ondertussen leek het werk van het rechtse ecosysteem om de commissie te ondermijnen voor zijn volgelingen vaak meer geïmproviseerd, authentieker en uiteindelijk overtuigender.

Toen de Democratische Partij ervoor koos om de verkiezingen van 2024 te laten gaan over Trump, zijn bedreiging van de rechtsstaat en de ‘strijd om de ziel van deze natie’, zoals president Biden het ooit verwoordde, deed ze dat in de veronderstelling dat de onuitwisbare beelden van 6 januari bijna vier jaar later hun weerklank hadden behouden. Die veronderstelling klopte, over het algemeen, niet. Als mensen worden geconfronteerd met informatie die hun wereldbeeld op zijn kop kan zetten, kunnen ze nu zoeken naar bevestiging in de vorm van feeds met complottheorieën of video’s zonder context. Ze kunnen AI en hun favoriete influencers vragen om hun te vertellen waarom ze gelijk hebben. Ze kunnen feeds op maat samenstellen en toekijken hoe algoritmes leveren wat ze zoeken. En ze worden overspoeld met data.

Het gezoem van de rechtvaardigingsmachine is geruststellend. Het zorgt ervoor dat de wereld minder onvoorspelbaar, meer kenbaar lijkt. Te midden van al dat lawaai ontwaar je die woorden die ieder zo graag hoort: ‘Je hebt al die tijd gelijk gehad.’ 

Recent verschenen