The New York Times
| New York | Mark Landler, Kenneth P. Vogel, Kate Kelly | 01 juni 2016Mocht Hillary Clinton in november president worden, dan zal ze waarschijnlijk een veel agressiever buitenlandbeleid voeren dan Barack Obama. En misschien zelfs wel dan Donald Trump. Mark Landler, Witte Huisverslaggever voor The New York Times, beschrijft waar die militaire angehauchtheid vandaan komt.
Hillary Clinton zat thee te drinken in de goed verstopte werkkamer van haar officiële kantoor op het ministerie van Buitenlandse Zaken en maakte de balans op van haar eerste ambtsjaar. De werkkamer had meer iets van een huiskamer – gezellig door de houten lambrisering en de boekenplanken vol aandenkens aan haar drie decennia in het openbare leven: een beeldje van haar heldin Eleanor Roosevelt, een honkbal met de handtekening van sterspeler Ernie Banks van de Chicago Cubs, een houten figuurtje van een zwangere Afrikaanse vrouw. De intieme sfeer leende zich voor een minder formeel interview dan de gebruikelijke locatie, haar imposante officiële kantoor met zijn marmeren haard, dikke gordijnen, kristallen kandelaar en rijkelijk versierde wandlampen. Maar op de ochtend van 26 februari 2010 praatte Clinton over iets gevoeligers dan buitenlandse zaken: haar relatie met Barack Obama. Zeggen dat ze haar woorden met zorg koos is een understatement. Ze leek op iemand van de explosievenopruimingsdienst die moest beslissen welke kleur draad ze moest doorknippen zonder haar relatie met het Witte Huis op te blazen.