360 Magazine
| Amsterdam | 16 april 2019Ik ben Katrien Gottlieb en ik ken veel kaasoholisten.
Ik ben Katrien Gottlieb en ik ken veel kaasoholisten. Geen groter genoegen dan een flinke brok kaas, n’importe quoi van welke afkomst, ras of kleur. Ook niet belangrijk is het moment van de dag. Precies zoals Graham Lawton in de New Scientist schrijft: ‘hard, zacht of bijna vloeibaar, blauw, Brits of Europees, gerookt, gepasteuriseerd of ongepasteuriseerd: als er kaas te kanen valt, ga ik door tot er niks meer over is – van de kaas of van mijzelf’. Dat kaas verleidelijk kan zijn, alla, maar het bevat toch zeker geen geheim ingrediënt of een verslavende pijnstiller waar de echte liefhebber geen weerstand aan kan bieden? Nee, dat bevat het niet, ook al schijnt de uit melk afgeleide stof caseïne, hét kaaseiwit, daar wel eens voor verward te worden. Kaas wordt gewoon lekker gevonden. Lang niet door iedereen trouwens. (Mijn grootvader moest zijn stuk kaas vacuümverpakt op de hoogste plank achter in de wijnkelder onder het huis bewaren, pas als mijn grootmoeder, tante en nichtjes die kaas verafschuwden van tafel waren opgestaan, mocht hij een boterham met schaafdikke plakken beleggen.)