The Guardian
| Londen | Kate Kellaway | 16 november 2022De bekende Albanese auteur en academica Lea Ypi over wat ze het meest aan haar vaderland mist en hoe een van leugens vergeven communistische jeugd haar interesse in filosofie wekte.
Lea Ypi groeide op in het laatste stalinistische bastion in Europa: Albanië. Ze had er geen idee van dat Xhafer Ypi, voormalig premier van Albanië, een man die ze verplicht moest verachten, haar overgrootvader was, noch dat haar ouders allesbehalve enthousiast waren over het communistische regime. In haar bekroonde memoires (Vrij) vertelt ze dat in 1991, toen het Albanese communistische bewind ten val kwam, haar ouders haar de waarheid vertelden, namelijk dat het land bijna een halve eeuw een openluchtgevangenis was geweest. Ze schrijft ook over haar vreselijke ervaringen met de burgeroorlog in 1997. Ypi is hoogleraar politieke theorie aan de London School of Economics.
U legt uit dat ‘biografie’ een beladen begrip was in het communistische Albanië. Had u dat ironische gegeven in gedachten toen u aan uw memoires begon?
‘Ik was niet van plan memoires te schrijven; ik wilde een filosofisch boek schrijven, maar toen was daar ineens corona. Ik zat in Berlijn en probeerde mijn kinderen te ontvluchten. Die zaten me voortdurend in huis achterna. Ze vonden dat niemand thuis mocht werken, in hun ogen was er alleen ruimte voor spel, was het altijd zondag. Dus verstopte ik me in een kast en werd het boek steeds persoonlijker: omdat het ging over fysieke beperking, omgeven door grote onzekerheid over wat vrijheid betekende in een liberale samenleving. Ik had in 1997 in Albanië al een lockdown meegemaakt, en hoewel die heel anders en veel angstaanjagender was omdat er buiten een oorlog woedde, was er een gevoel van herkenning.’
Uw jeugd werd getekend door onwetendheid. U werd voor de gek gehouden: is uw vermogen tot vertrouwen daardoor aangetast?
‘De overgang van niet-weten naar weten is problematisch: is de nieuwe waarheid niet gewoon weer een ander verhaal? Die scepsis over de waarheid die tevoorschijn kwam na een grote leugen heeft me nooit echt verlaten. Dat is wat me aantrekt in de filosofie. Ik verdiep me in Kants Kritiek van de zuivere rede. Zijn filosofie bestaat er onder meer uit te pogen de rede los te maken van dogmatisme en scepticisme. Voor mij betekent kritisch zijn dat je geen dogma’s accepteert. Maar dan krijg je weer te maken met het gevaar van de scepsis: als je voorgeschotelde waar-heden verwerpt, houd je misschien heel weinig over. Als je niets meer vertrouwt, kan dat heel verlammend werken. Ik probeer dat te vermijden, en vastigheid te vinden in abstracte moraliteit.’
Wat was Albanië, afgezien van de politiek, voor een land, en mist u het?
‘Ik mis het heel erg – de stomend hete zomers en de droge, stormachtige winters. Als je het hele jaar door aan de kust woont, krijg je een andere verhouding met de zee. Die is grillig van aard. Onze middelbare school lag dicht aan zee en we gingen er soms naartoe wanneer we pauze hadden. Toen ik klein was, wist ik al dat er een wereld bestond buiten Albanië, aan de overkant van de zee, dus die borg ook deze suggestie in zich.’
Waar woont u nu?
‘Als mensen vragen: ‘‘Waar is je thuis?’’ antwoord ik altijd: Heathrow, Terminal 5 [lacht]. Ik weet niet waar ik thuishoor … niet meer in Albanië, want daar heb ik een immigrantenrelatie mee gekregen. Ik reis veel en voel me met veel landen verbonden. Laten we zeggen dat mijn officiële staatsburgerschap Brits is en mijn woonplaats Londen.’
Uw grootmoeder zei: ‘Hoop is iets waarvoor je moet vechten. Maar er komt een moment dat ze een illusie wordt.’ Wat hoopte u als kind? Wat hoopt u nu? En is hoop voor onze planeet een illusie?
‘Het was mijn hoop om een goede burger te zijn. Ik ben opgegroeid met een besef van politieke verantwoordelijkheid. Ik voelde me een pionier en identificeerde me met de staat en de partij. Wat ik nu hoop, is eigenlijk niet zo heel anders: ik wil een deugdzaam, verantwoordelijk lid van de samenleving zijn en de vrijheid dienen. Op het laatste deel van uw vraag heb ik een filosofisch antwoord. Hoop is een morele plicht – we moeten doen alsof er een kans is dat de dingen een gunstige wending zullen nemen voor wat wij willen bereiken. Met een nihilistische levenshouding is dat plichtsbesef niet vol te houden.’
Vrijheid is iets wat u voortdurend bezighoudt. Hoe definieert u vrijheid?
‘Vrijheid omvat ook plichtsbesef, de idee dat je je plicht kunt doen, hoe moeilijk die ook is. De innerlijke morele dimensie biedt mij een grondslag om de samenleving te bekritiseren. We leven in een wereld met asymmetrische machtsverhoudingen op alle niveaus. Macht wordt uitgeoefend door de machtigen en de zwakkeren en kwetsbaren zijn de passieve ontvangers van die macht. Die dynamiek van machtsverhoudingen staat altijd haaks op vrijheid.’
U groeide op in een moslimgezin dat verplicht werd het geloof af te zweren. Hebt u nu een religieuze overtuiging?
‘Albanië was een constitutioneel atheïstische entiteit; God was een berg leugens. Toen elke waarheid waarin ik geloofde een leugen bleek te zijn, vroeg ik me af of de leugen inzake God waar kon zijn. In de jaren negentig ging ik shoppen op de vrije markt van de religie. Ik was een paar maanden katholiek, ging vervolgens naar de moskee en praktiseerde de ramadan. Ik verkende het boeddhisme, maar ging uiteindelijk filosofie studeren omdat ik geen antwoorden wist. Ik ben nu agnostisch.’
Je moeder komt prachtig naar voren als een onbevreesd iemand die zich niet liet muilkorven, een krachtpatser… lijkt u in zekere mate op haar?
‘Ik putte altijd inspiratie uit de onverschrokkenheid van mijn moeder. Ik probeer die na te volgen, maar ik weet niet of ik erin slaag. Toen ik kind was, liepen we samen door nachtelijk Durrës, mijn geboorteplaats. Het was erg donker, er waren veel dronkaards en ik was heel bang, maar ik zag bij haar geen greintje angst. Ik zei: “Die figuur is niet goed bij zijn hoofd, hij is dronken, hij gaat ons aanvallen.” En dan zei zij: ‘‘Nee, wij gaan hem aanvallen!’’
U schrijft tactvol over de ontsnapping van uw moeder naar het buitenland, met uw broer, tijdens de burgeroorlog. Het lijkt er wel op dat ze het gezin in tweeën splitste. Was dat niet heel schokkend?
‘Zeker. Pas later begreep ik dat ze zich in een situatie bevond waarin ze meende dat ze een kind redde, waarop mijn grootmoeder dan steeds weer het volgende zei: “Je liet een ander kind achter.” Ik heb er nu vrede mee, maar het was toen wel moeilijk.’
Heb u ooit nog iets vernomen van uw jeugdvriendin Elona, van wie u het aangrijpende verhaal vertelt en die op dertienjarige leeftijd het land ontvluchtte en prostituee werd?
‘Ze stierf een week nadat mijn boek was uitgekomen. Iemand die haar herkend had, schreef het me. Na dit nieuws heb ik dagenlang gehuild.’
Hoe bent u professor aan de London School of Economics geworden?
‘Ik heb filosofie gestudeerd in Rome – daarna heb ik een rechttoe rechtaan academische carrière gekend. Ik promoveerde in Florence, ging naar Oxford voor een postdoc en kon vervolgens terecht bij de London School of Economics.’
Wat voor lezer was u als kind?
Ik hield van Griekse mythologie. Ik was geobsedeerd door de goden, dat ze zo machtig en tegelijkertijd zo machteloos waren. In Albanië was er een zeer beperkte keuze aan boeken. Ik las alle boeken in de boekwinkel en de kinderbibliotheek en ging vervolgens naar de bibliotheek voor volwassenen, waar ik de Ilias en de Odyssee las. En Russische sprookjes.
Welk boek zou u een jongere geven?
‘Griekse mythen! Mijn kinderen zijn elf, zes en vier. Ik heb ze trouwens aan de twee oudsten gegeven toen ze vijf waren.’
Wat bent u nog van plan om te lezen?
‘The Memoirs of Ismail Kemal Bey, de memoires van de Albanese politieke leider Ismail Qemali, de grond-legger van het Albanese nationalisme. Mijn volgende boek gaat over de val van het Ottomaanse rijk, vandaar. En Stalingrad van Vasily Grossman en een paar geschiedenisboeken. En ik ben van plan om Radetzkymars van Joseph Roth te lezen.’
Bestaat luchtige leeskost voor u? Wat leest u het liefst ter ontspanning?
‘Ik geloof het niet [lacht]. Of het moeten negentiende-eeuwse romans zijn. Mijn favoriete boek is Dostojevski’s Demonen, een verbazingwekkende verkenning van de geschiedenis van ideeën en van de menselijke ziel.’