El País
| Madrid | Javier Salas | 29 november 2024El País sprak met neurowetenschapper Clara Pretus over de verontrustende mechanismen achter desinformatie in een wereld die steeds meer wordt beheerst door polarisatie en emotionele retoriek.
Weinig mensen kennen het brein van extremisten zo goed als neurowetenschapper Clara Pretus (36), omdat zij letterlijk in hun brein heeft gekeken. In haar bekendste werk scande ze de hersenen van jonge mensen die gewelddadige jihadistische acties wilden ondernemen, om de persoonlijke en maatschappelijke mechanismen te begrijpen die ten grondslag lagen aan hun roeping als jihadist. In recenter werk nam ze de grijze massa van mensen die op [de rechts-populistische partij] Vox hadden gestemd onder de loep, om te begrijpen waarom die leugens verspreiden over zaken die belangrijk voor hen zijn, zoals immigratie. Ze ontdekte dat als ze hen hiernaar vroeg, gebieden van hun sociale brein werden geactiveerd. ‘Dat zijn niet de besluitvormingsgebieden, maar de gebieden die worden gebruikt om ergens uit af te leiden wat anderen denken,’ zegt Pretus, die werkzaam is aan de Autonome Universiteit van Barcelona. Met andere woorden, ze verspreiden desinformatie met de goedkeuring van de groep in gedachten.
Als adviseur van het antiterrorismebureau van de Verenigde Naties en directeur van het Social Brain Lab waarschuwt Pretus dat een tragedie zoals die in Valencia door het weerfenomeen Dana makkelijk kan worden aangegrepen om desinformatie te verspreiden. ‘Als je in gevaar bent, is het de moeite waard om alle informatie die je kan redden of die in je voordeel kan werken te geloven,’ legt ze uit. Maar tegelijkertijd hekelt ze het feit dat ‘de tragedie door verschillende politieke actoren is gebruikt om er voordeel uit te halen’. Pretus weet dat er in situaties van gevaar en angst belanghebbenden opduiken die weten dat het gebruik van emotioneel geladen woorden ‘ons zenuwstelsel hackt’. ‘We moeten hier rekening mee houden, omdat er steeds meer van dit soort noodsituaties zullen voorkomen, die zeer bevorderlijk zijn voor desinformatie en politiek gewin.’
Al op de eerste avond na de overstromingen in Valencia, toen mensen zich realiseerden dat de situatie zeer ernstig was, waren er mensen met een partijdige kijk op de gebeurtenissen.
‘We zijn zoiets niet gewend, zo’n situatie creëert onzekerheid, paniek en onveiligheid, en zorgt ervoor dat we helemaal vertrouwen op het weinige dat we weten. En de vooroordelen die we al met ons meedragen, bewust of onbewust, komen dan meer aan de oppervlakte. Bijvoorbeeld sociale of politieke identiteit, de overtuigingen van die partij en dat wereldbeeld: wie zijn de vijanden, wie zijn de bondgenoten? Daar vertrouw je op in tijden van onzekerheid. En dus zijn we bevooroordeeld in de manier waarop we informatie zoeken en die verwerken, en zelfs in de manier waarop we die waarnemen. Als je links of rechts bent, kijk je naar informatie die het meest bevestigt wat je al gelooft. Er is een experiment over klimaatverandering waarbij ze progressieve en conservatieve mensen in de Verenigde Staten de temperatuurcurve van de afgelopen eeuwen laten zien. Ze volgen hun blik en zien dat de progressieven naar de laatste paar decennia kijken: ze richten hun aandacht op het punt waar de temperatuur het sterkst stijgt; conservatieven daarentegen besteden geen bijzondere aandacht aan dit laatste deel van de grafiek. Dus zelfs als we hetzelfde nieuws lezen, kijken we naar wat ons wereldbeeld bevestigt.’
‘We zijn gemotiveerd om informatie te delen waarvan we weten dat die goed ontvangen zal worden’
Denken in identiteiten maakt ons vatbaar voor desinformatie
‘Wat we geneigd zijn te doen, is zoeken naar datgene wat ons bevestigt als lid van de groep, proberen datgene veilig te stellen wat de groep bij elkaar houdt. Dit is een van de suggesties die zijn gedaan om te verklaren waarom we vatbaar zijn voor desinformatie: om ons lidmaatschap te bevestigen, niet alleen op een abstract niveau, maar ook met onze directe omgeving, ons publiek op sociale netwerken. We zijn gemotiveerd om informatie te delen waarvan we weten dat die goed ontvangen zal worden en dat die ons helpt bij de bevestiging van onze eigenwaarde. En dit wordt belangrijker naarmate die informatie crucialer is. Bijvoorbeeld in een noodsituatie of wanneer het van groot belang is voor de groepsidentiteit.’
Verspreiden we desinformatie omdat we onze kritische geest uitschakelen, omdat een hoax ons gelijk bewijst?
‘Er zijn verschillende redenen. Sommige zijn verstandelijker van aard: ik heb geen tijd om goed op te letten of ik ben niet in staat om deze informatie kritisch te bekijken en ertegen in te gaan. Daarnaast is er een educatief aspect: je hebt een door het onderwijs verstrekte beschermingslaag nodig om de specifieke technieken te kunnen zien die worden gebruikt om desinformatie te verspreiden, zoals het gebruik van nepexperts, negatieve emoties, enzovoort. En tot slot is er een partijdiger motief, dat ook een rol speelt. Er zijn strategieën ontwikkeld die met enig succes werken voor de gewone burger met een meer cognitieve en pedagogische inslag. In werkelijkheid wordt de meeste desinformatie gedeeld door een klein percentage internetgebruikers. Het is een kleine maar geradicaliseerde groep die het grootste deel van de desinformatie die we tot ons krijgen aanstuurt. Het probleem is dat voor hen al deze strategieën ineffectief zijn, omdat zij andere motivaties hebben.’
Omdat er opzet in het spel is.
‘Er kan voor honderd procent sprake zijn van opzet, er kan sprake zijn van kwade trouw. En er kan een beetje fanatisme in het spel zijn; dan is iemand bijvoorbeeld verblind door een ideologie en als hij dan bepaalde informatie ziet, gaat zijn bloed koken en moet hij het delen.’
Hoe kijkt u in die zin aan tegen de strategieën voor factchecking, het bestrijden van desinformatie, als er een grote machine achter zit die deze produceert?
‘Op dit moment hebben strategieën voor factchecking een zeer beperkte effectiviteit. Ze kunnen de verspreiding op z’n best terugbrengen tot een minimum. Er zijn initiatieven, hulpmiddelen, maar die zijn bij lange na niet voldoende. We hebben dit gezien in het geval van Dana en ik denk dat er in dit opzicht veel zal veranderen. Vooral omdat de verspreiding van desinformatie juridische gevolgen moet hebben. Anders zullen we er niet in slagen om een gezonde informatieomgeving te creëren waar mensen hun recht kunnen uitoefenen om beslissingen te nemen op basis van accurate informatie.’
Moeten er wetten komen tegen desinformatie?
‘Ja, want het kan niet zo zijn dat er geen consequenties aan vastzitten. Maar momenteel is het systeem om desinformatie te beteugelen nog erg traag. Om het sneller te maken experimenteren we met een andere aanpak: crowdsourcing, open samenwerking tussen gebruikers. Het idee staat nog in de kinderschoenen, maar we denken dat we het systeem sneller zouden kunnen maken, zodat gebruikers informatie van sociale media kunnen verifiëren.’
‘Idealiter zou er een maatschappelijke norm moeten zijn die zegt dat het wenselijk is om kritisch te zijn op de eigen groep’
Maar studies tonen aan dat wanneer iemand jou uit de droom wil helpen, het belangrijk is dat dat iemand uit je groep is, iemand die jij vertrouwt. Het is cruciaal om mensen te hebben met genoeg moed en intellectuele eerlijkheid om mensen in de eigen groep ter verantwoording te roepen.
‘Dit is belangrijk, maar je kunt het niet afdwingen. Het is moeilijk om te beïnvloeden wat er binnen een groep gebeurt. Er is in de VS een onderzoek gedaan dat aantoont dat het verifiëren van opmerkingen door een tegenpartij niet alleen niet werkt, maar er ook nog eens voor zorgt dat mensen nog bozer worden en nog stelliger achter hun opmerking gaan staan. Als het uit de groep zelf komt is het veel betrouwbaarder, veel effectiever, maar dat is moeilijk. Idealiter zou er een maatschappelijke norm moeten zijn die zegt dat het wenselijk is om kritisch te zijn op de eigen groep, en dat er als het ware een morele waarde is die boven onze partijbelangen staat: eerlijkheid.’
We kunnen ook meer belang hechten aan een ander soort entiteiten. In deze gepolariseerde tijden lijkt er maar één enkele identiteit te zijn: de politiek. Maar we hebben meer identiteiten, meer dingen gemeen, we zijn ouders, we zijn Barça-supporters enzovoort. Kunnen we vertrouwen opbouwen in een andere identiteitssfeer om dit op te lossen?
‘Het is een strategie die juist bij klimaatverandering wordt gebruikt. Veel Republikeinen in de VS zijn erg sceptisch, maar als je een beroep doet op hun identiteit als ouders staan ze er meer voor open om hun kinderen een betere toekomst te geven. Als ik jou een vraag stel over klimaatverandering door eerst een beroep te doen op je identiteit als ouder, dan geef je me een ander antwoord. Het is waardevol om te weten dat we meerdere identiteiten hebben en dat we die kunnen aanspreken om dichter bij de waarheid van de informatie te komen.’
Was er sprake van een polariserende voedingsbodem die in de pandemie tot uiting kwam en die nu weer verergerd is?
‘Ja, maar eerder ook al; ik denk dat het door de komst van Trump veel makkelijker geworden is om ongestraft leugens en desinformatie te verspreiden. En daarna zijn er een paar harde klappen geweest waardoor mensen wanhopiger en onzekerder zijn geworden. En de media die we volgen, de leiders naar wie we luisteren, spelen daarbij een superbelangrijke rol. We hebben onlangs een experiment gedaan in de VS, waarbij we mensen betaalden om een maand lang te stoppen met het volgen van extreem partijdige accounts, zowel Democratische als Republikeinse. En we zagen dat die mensen daarna een minder felle houding aannamen in politieke discussies. Ze waren minder vijandig tegenover de politieke tegenstander, tegenover de ander. En ze werden ook blootgesteld aan minder desinformatie. Met andere woorden, ons informatiedieet heeft invloed op het in stand houden van deze onrust of op het verminderen ervan als we ons loskoppelen van deze informatiebronnen. Niet alleen rampen zoals een pandemie of extreem weer spelen hierin mee; er zijn ook echt kwaadwillende mensen die hiervan profiteren en veel geld verdienen aan en investeren in het aanwakkeren van dit soort onrust en wanhoop.’
We volgen dit soort extreem gepolariseerde verhalen omdat ze ons voldoening geven. Moeten we allemaal een persoonlijke inspanning leveren om blootstelling eraan te verminderen?
‘Absoluut, maar met individuele verantwoordelijkheid is er altijd een probleem. Allereerst omdat het onmogelijk is. Ik bedoel, als jij je daar al van bewust bent, dan heb je dat misschien niet eens nodig. En dan zijn structurele veranderingen op politiek niveau, in termen van Europese regelgeving, natuurlijk veel effectiever. Mensen zijn altijd geneigd de verantwoordelijkheid bij het individu te leggen. Maar mensen werken tien uur per dag, ze hebben geen tijd om dingen kritisch te bekijken terwijl ze hun dag proberen door te komen. Ze hebben een verantwoordelijkheid, maar de echte verandering moet structureler en diepgaander zijn. We kunnen onze burgers niet alleen laten met desinformatie.’
‘Als je alleen bent, ga je online en kom je in hoeken van het internet terecht waarvan je niet eens weet hoe je er terecht bent gekomen’
Over eenzaamheid gesproken, speelt sociaal isolement, de eenzaamheid van mensen die vervolgens steun zoeken op sociale media, ook een rol?
‘Ja, absoluut. We werken vanuit huis, we gaan de straat niet op, we spreken niet af met andere mensen… En mensen ontmoeten is een portie realiteit. Sommige mensen zeggen dat werken goed is omdat het je dwingt om je aan te passen aan de realiteit. Want als je alleen bent, ga je online en kom je in hoeken van het internet terecht waarvan je niet eens weet hoe je er terecht bent gekomen. Vaak, als je iets met iemand deelt, als je iets naar buiten brengt, klinkt het al belachelijk als je het vertelt. Het is dus heel erg belangrijk om sociale interacties te hebben, dat blijkt uit heel veel onderzoeken. Eenzaamheid heeft veel nadelen, een lagere levensverwachting bijvoorbeeld. Een ander nadeel is dat als je jezelf opsluit in je eigen gedachten en daarbij ook nog eens toegang hebt tot internet, je op steeds geradicaliseerdere plaatsen terechtkomt en steeds extremere inhoud te zien krijgt. Het is heel goed om in contact te blijven met mensen in het echte leven.’
Maar het wordt steeds moeilijker om die wrijving te vinden, we omringen ons met onze eigen mensen.
‘Ja, en door extreme situaties, zoals met het noodweer rond Valencia, raak je ook gepolariseerd in je persoonlijke leven. Je ziet bepaalde mensen niet meer staan. In Catalonië en bij de Brexit zijn vriendschappen kapot gegaan. Het heeft impact op je persoonlijke relaties, maar tegelijkertijd is het juist in persoonlijke relaties makkelijker om verschillende identiteiten uitdrukking te laten komen. Interactie in het echte, driedimensionale leven biedt de mogelijkheid om je op andere niveaus te verbinden. Het is veel genuanceerder, er zijn onderlinge relaties, je hebt emotionele banden, je kunt goed met iemand opschieten, dat soort dingen.’
De oplossing is om meer in drie dimensies met elkaar om te gaan.
‘In vier dimensies, want je hebt ook nog de tijd.’
‘Slachtofferschap is het middel bij uitstek om geweld te rechtvaardigen’
En hoe zal deze wilde tijd van desinformatie waarin we nu leven de toekomst beïnvloeden? Zal het problemen opleveren voor de sociale cohesie?
‘Het zal absoluut leiden tot erosie van het weefsel van sociale cohesie. En het zal leiden tot een crisis in het vertrouwen in de instituties, dat is duidelijk. Je hoort vaak: “We wonen in een mislukte staat.” Mensen nemen dit soort informatie in zich op en dan brokkelt het vertrouwen in deze democratische instellingen, die er in principe zijn om vreedzaam samenleven te waarborgen, langzaam af. De grote dreiging die uitgaat van polarisatie is geweld: als we het idee van een gedeelde werkelijkheid verliezen, en als alles en elk verhaal maar waar is, moedigt dat de rechtvaardiging van geweld aan. Het is dan gemakkelijker om het gebruik van geweld te rechtvaardigen, omdat er geen werkelijkheid meer is waarover we het allemaal eens zijn. De werkelijkheid is niet meer objectief, maar intersubjectief. Dat bevordert de verspreiding van verhalen over slachtofferschap, wat een succesformule is om geweld te rechtvaardigen. Maar dit is geen nieuw fenomeen. George Orwell vertelde eens dat hij in levenden lijve doden had gezien waarover niet werd gesproken en dat hij had gelezen over veldslagen die nooit hadden plaatsgevonden. Het is typerend voor conflictsituaties: het verdraaien van de werkelijkheid om het geweld te rechtvaardigen dat sommigen willen gebruiken voor hun politieke agenda.’
Als u het hebt over slachtofferschap, doelt u dan op complottheorieën over omvolking en dat soort dingen?
‘Slachtofferschap is het middel bij uitstek om geweld te rechtvaardigen. En er wordt gebruik van gemaakt. Maar er zijn verhalen over slachtofferschap die waar zijn en andere die overdreven of onwaar zijn. Vrouwen zijn bijvoorbeeld van oudsher ondergeschikt aan mannen – dat is waar. Maar nu zijn er mannen die zeggen dat ze slachtoffer zijn van het feminisme. En als je daarbij praat in termen van “wij worden onderdrukt”, dan is het gemakkelijker en beter te rechtvaardigen om tegen die onderdrukking te vechten.’
Deze opzettelijke oefening met desinformatie om het vertrouwen in officiële bronnen te ondermijnen: is die uitgelokt omdat je, als je niemand gelooft, overal in kunt geloven?
‘Natuurlijk, alles en iedereen wordt afgewezen en ongeldig verklaard als informatiebron. Het is een heel goede strategie voor een machtswisseling. Als je een status quo hebt, met instituties die al tientallen jaren bestaan, dan is dit de beste manier om de bestaande situatie op te blazen.’