| Elon Gilad | 03 oktober 2019
De eerste vertalers Hebreeuws van Twintigduizend mijlen onder zee zaten met een lastig probleem. Er waren geen woorden voor de zeewezens van Jules Verne.
In tegenstelling tot de Feniciërs waren de oude Hebreeërs geen zeevarend volk, wat waarschijnlijk verklaart waarom er maar weinig zeedieren staan vermeld in de Hebreeuwse bronnen van de Bijbel, met uitzondering uiteraard van de walvis (liwjatan of leviathan) van de profeet Jona. Hoe het ook zij, de Joden, die het Hebreeuws al heel snel hadden verruild voor het Aramees, vonden er iets op: ze gebruikten voor de zee-wezens gewoon de woorden van hun buren.