Phi Kappa Phi Forum
| Louisiana | Maggie Jackson | 17 juli 2021De mens heeft contact met anderen nodig om te kunnen overleven. Toch is het allesbehalve nutteloos om soms alleen te zijn, zegt Maggie Jackson. ‘Laat die inktzwarte uitgestrektheid en oneindige stilte op je inwerken en bezin je daarop.’
Halverwege zijn eerste ruimtewandeling voelt astronaut John Herrington zich plots onvoorstelbaar alleen. Het is twee dagen voor Thanksgiving in 2002, en hij is bezig apparatuur aan de achterzijde van het Internationale Ruimtestation (ISS) te controleren. ‘Ik ben aan het eind, aan de rand van het ruimtestation,’ zegt hij. ‘Ik kan mijn collega-ruimtewandelaar niet zien, hij is ergens anders bezig. Ik ben alles wat er is.’
Zich vastklampend aan een vaartuig dat zich ruim 380 kilometer boven de aarde bevindt en er met een snelheid van ruim 28.000 kilometer per uur omheen cirkelt, is Herrington op dat moment de meest vooruitgeschoven menselijke post in het universum. Hij heeft net een boutenstelsel op de draagconstructie ‘P1’ getest. En dan draait hij zich om en ziet hij niet de aarde, maar de oneindigheid die zich voorbij die aarde uitstrekt. En beseft, zo weet hij later nog: ‘Er zit niets tussen mij en wat het ook mag zijn wat daar nog meer is’.
‘Laat die inktzwarte uitgestrektheid en oneindige stilte op je inwerken en bezin je daarop’
Momenten van schrikbarende eenzaamheid overvallen astronauten vaak op hun ruimtewandelingen. Ze verscherpen het bewustzijn, roepen nieuwsgierigheid, opwinding en soms vrees op. Juist dan dringen de adembenemende nieuwe perspectieven van een verblijf in de ruimte zich het meest op, zo zeggen ze.
Herrington vertelde me dat hij er een punt van had gemaakt om op dat soort momenten even iedere activiteit te staken, zodat hij alles in zich kon opnemen. Hij deed dat op advies van een mentor, een astronaut die zeven shuttlevluchten op zijn naam had staan. Ervaren astronauten drukken het nieuwe collega’s dikwijls op het hart, soms schrijven ze het hun ondergeschikten zelfs voor: zet dat moordende, perfectionistische NASA-werktempo een minuutje of twee van je af, laat die inktzwarte uitgestrektheid en oneindige stilte op je inwerken en bezin je daarop.
Tegenwoordig klampen we ons vast aan technologieën die veel meer doen dan ons ondersteunen in onze dagelijkse bezigheden. Onze apparaten versplinteren onze tijd en onze geest. Ze eisen onze aandacht op met verleidelijke, verslavende, gokautomaatachtige uitbarstingen van meldingen, uitnodigingen en likes. De gelijktijdigheid van ‘zijn’ en ‘doen’ die uitvinders in het onheuglijke tijdperk van telefoon en pc bewerkstelligden, heeft plaatsgemaakt voor een luidruchtige verscheidenheid en de ongekende nieuwe mogelijkheid dat we eenzaamheid volledig uit ons leven kunnen bannen.
Alleen zijn, en dan vooral met onze gedachten, is nooit erg gemakkelijk geweest voor een sociaal dier als de mens, dat contact met anderen nodig heeft om te kunnen overleven. Maar als we die momenten van alleen zijn afdoen als nutteloos of als iets waarvoor je wel of niet kunt kiezen, begaan we een dure fout. Eenzaamheid is de bakermat van het bezinningsproces.
Digitale detox
Enkele jaren geleden onderwierp ik een aantal studenten van een grote Amerikaanse universiteit een paar dagen lang aan een experiment dat destijds nieuw was: een digitale detox van 24 uur. De iPhone bestond nog maar een paar jaar, maar jongeren van rond de twintig waren toen al zo’n acht uur per dag ingelogd, en vaak op meerdere apparaten tegelijk. De meeste studenten faalden in hun opdracht, soms al na enkele uren, en zaten daar vaak niet eens mee. Velen die ik sprak voegden mij koeltjes toe dat technologie een niet weg te denken plaats innam in hun leven. Wat me het meest opviel was hoezeer ze van streek raakten als ze ook maar heel even niet verbonden waren. Dan voelden ze zich kwetsbaar en onbeschermd: als ze opstonden, over de campus liepen, naar een lezing luisterden of gingen slapen. ‘Ik had niets te doen, niemand om mee te praten,’ zei een student over een half uurtje offline autorijden.
Toch vingen sommigen wel een glimp op van een andere wereld achter de flikkering en het kabaal van hun eigen universumpje. Mike, een ouderejaars, vertelde me dat hij een ochtend in zijn eentje aanvankelijk weliswaar als ‘griezelig’ ervoer, maar dat die hem toch de gelegenheid bood om orde te scheppen in de chaos van zijn gedachten over de vraag of hij wel of niet moest intrekken bij zijn vriendin. ‘Ik kon de positieve en negatieve kanten van de situatie goed op een rij zetten en afwegen.’
In de klas merkte student Brian op dat hij tijdens de opdracht kon horen wat er in zijn hoofd omging. Dat was wel anders wanneer hij aan het gamen was of muziek speelde. De docent hoorde dit met verbazing aan. Later begaf ik me naar een deel van de campus waar men bezig was een stiltetuin aan te leggen. ‘Nu zo veel mensen overvolle agenda’s hebben en de wereld een beetje brozer lijkt, is het moeilijk de tijd – laat staan een plek – te vinden om na te denken,’ stond op een flyer die ik daar vond. T.S. Eliots’ klacht uit zijn Four Quartets kwam in me op: ‘We had the experience but missed the meaning.’ (‘We hadden de ervaring maar misten de betekenis.’)
‘Zware multitaskers’ hebben moeite om dingen te onthouden, al is het maar voor even
In dit tijdperk van jagen en jachten nemen we niet alles meer goed in ons op. Diepgang schiet er vaak bij in. Veel over het effect van technologie op het denken is nog onbekend, maar er begint zich wel een groeiende wetenschappelijke consensus te vormen. ‘Door ons op al die moderne apparaten te verlaten, leren en onthouden we minder van onze ervaringen,’ zo luidt de recente conclusie van cognitief wetenschapper Jason Chein en collega’s. Degenen die moderne mediaconsumptie met hun dagelijkse routine verweven – die bijvoorbeeld tijdens hun werk naar een wedstrijd kijken of sms’en – zijn minder goed in staat om afleiding weg te filteren en te herkennen wat relevant is in hun omgeving, dan mensen die niet meer dan een of twee dingen tegelijk doen.
‘Zware multitaskers’ hebben ook moeite om dingen te onthouden, al is het maar voor even – waarschijnlijk komt dat door voortdurende verlies van aandacht, zo menen veel wetenschappers tegenwoordig. Met andere woorden: het is niet zo dat mensen die veel ballen in de lucht houden zich op sommige zaken beter kunnen concentreren dan op andere. Ze houden geen enkele bal goed in de gaten. Het leven raast grotendeels ongemerkt aan hen voorbij.
Achter de drukke werkzaamheden bevindt zich echter geen leegte, maar een kwetsbare ruimte die door eenzaamheid wordt beschermd en gekoesterd. Een ruimte waar een hogere vorm van denken de kans heeft te ontkiemen. Probeer je eens in te denken hoe het zou zijn als je je telefoon uitzette, de deur achter je sloot, een wandeling ging maken, deel werd van je omgeving en jezelf daarmee de kans gaf om door je eigen gedachten te waden.
Dit is het soort fysiek alleen zijn dat we meestal gelijkstellen aan eenzaamheid. Maar dat is niet het hele verhaal.
Mentale opschoning
Stel je de geestelijke toestand voor die je nodig hebt om je volledig te kunnen wijden aan een lastig probleem of om heel even door een hemelbestormend inzicht te worden getroffen. Een toestand die ik cognitieve eenzaamheid noem, en die voortvloeit uit een mengeling van concentratie, doorzettingsvermogen en ‘bereidheid’, of wat de filosoof John Dewey wholeheartedness noemt, een soort onvoorwaardelijke overgave. Het resultaat is een mentale opschoning die de weg vrijmaakt voor het spel van verdiepend denken.
Misschien stelt deze toestand ons in staat ‘te vinden wat er in onze gedachten sluimert’, en daarop voort te borduren, zegt filosoof Nathan Ballantyne, auteur van Knowing Our Limits. Mensen kunnen niet alleen goed werken in een lawaaierig café omdat ze een tafeltje in een stil hoekje hebben uitgezocht, of omdat ze in die omgeving anoniem kunnen zijn, maar ook omdat ze bereid zijn alleen te zijn met hun gedachten. Een arts die in de operatiekamer op een probleem stuit, houdt vaak haar handen even stil en maant haar team tot kalmte, zodat ze haar geest volledig op het probleem kan richten. Alleen door periodes van fysieke en cognitieve eenzaamheid in ere te houden, kunnen we blijvend betekenis ontlenen aan de onrust en verwarring die onze dagen tekenen.
Kort na de opwindende tijden van het Apollo-programma in de jaren zestig kwamen bemande ruimtemissies onder vuur te liggen. Robots konden het werk wel doen, stelden velen. Astronauten waren veredelde reparateurs en vlaggenplanters, aldus critici. Maar de astronauten zelf betoogden met passie dat de wereld een diepgevoelde en doordachte menselijke kijk op het universum nodig had en dat ze tijd in de ruimte benutten om tot dergelijke bezinningsmomenten te komen. ‘Ze realiseren zich dat ze zich in een unieke situatie bevinden en willen daar gebruik van maken’, zegt Frank White, auteur van The Overview Effect: Space Exploration and Human Evolution. ‘Ze bekijken de hele kosmos op een andere, nieuwe manier.’ Het is een zienswijze die velen binnen de NASA zijn gaan respecteren.
John Herringtons geplande terugkeer naar de aarde werd vertraagd door lage bewolking die de spaceshuttle drie dagen in een baan om de aarde hield. Zo kreeg hij een onverwachte vakantie in de ruimte. Elke dag ging hij, nu zijn taken waren volbracht, in zijn eentje naar het vliegdek van de shuttle, deed de lichten uit, zweefde, keek naar de aarde en sterren en verwonderde zich over een kosmos die de mens nog maar net is begonnen te verkennen. Momenten dat er niets is tussen ons en ons gedachtenuniversum zijn schaars en kortstondig. Is het niet zonde om daarvoor te vluchten?
Maggie Jackson is de auteur van Distracted: Reclaiming Our Focus in a World of Lost Attention. Dit essay verscheen oorspronkelijk in het voorjaarnummer van het tijdschrift Phi Kappa Phi Forum.