El País
| Madrid | David Marcial Pérez | 13 april 2023Sinds zijn aantreden voert president Nayib Bukele in El Salvador een nietsontziende oorlog tegen bendegeweld. Tienduizenden worden op beschuldiging van lidmaatschap van een bende opgesloten in de gevangenis. Twee ex-gevangenen vertellen over slechte omstandigheden en martelingen.
Beiden zagen ze mensen sterven in hun cel, beiden werden ze gemarteld en beiden brachten maanden door in een overvolle gevangenis, met amper voedsel en zonder enige bijstand van een advocaat. Door El País verzamelde getuigenissen van twee mensen die gevangenzaten tijdens de noodtoestand – door president Nayib Bukele van El Salvador uitgeroepen in het kader van zijn oorlog tegen bendegeweld – komen overeen met meldingen van systematisch misbruik door nationale en internationale mensenrechtenorganisaties. Het gaat onder meer om sterfgevallen tijdens hechtenis, extreme overbezetting, marteling, willekeurige opsluiting – ook van minderjarigen – en het ontbreken van de mogelijkheid te communiceren met advocaten of familieleden.
Manuel vertelt dat de gevangenis in zijn geval letterlijk duisternis betekende. ‘Vanaf het moment dat ik de gevangenis inging tot ik eruit kwam heb ik geen zonlicht gezien.’ Dat was van half april vorig jaar tot begin februari 2023. Manuel zat dus nagenoeg een jaar opgesloten in de Izalco-gevangenis, ongeveer twee uur ten westen van de hoofdstad. Hij zat met meer dan zeventig mensen in een cel die geschikt was voor twintig personen. Door het ruimtegebrek sliepen de gevangenen om beurten zittend, in shifts van twee of drie uur. Er was slechts één toilet. Normaal gesproken kregen de gevangenen één maaltijd per dag: ‘twee tortilla’s en een lepel bonen’.
Onder zijn celgenoten was iemand met diabetes, ‘een man van tweeënzestig die een winkel had en veel huilde’. Hij mocht van de anderen de hele nacht zittend slapen terwijl de rest bleef staan. Maar op een dag werd hij niet meer wakker. Verschillende mensen probeerden hem te verplaatsen, maar hij was verstard. Toen de bewakers arriveerden, had hij geen hartslag meer. Manuel vertelt dat er slechts ‘twee of drie keer’ een dokter kwam om deze man de insuline-injecties te geven die volgens hem elke week door de familie werden gestuurd. Het gebrek aan medische hulp in de gevangenissen is een van de schendingen van grondrechten die door verschillende organisaties aan de kaak worden gesteld.
Martelmethodes
Een andere gevangene, vertelt Manuel, ‘een jongeman van eenentwintig jaar die Daniel heette’, stierf eveneens in zijn cel. ‘Hij was wanhopig en schreeuwde om medicijnen of klaagde over honger en pijn.’ De politie reageerde met geweld; schoppen of slaag met knuppels of met de kolf van hun geweren. ‘Op een dag sloegen ze hem zo hard en vaak dat hij stierf. Ze sleepten hem als een beest naar buiten.’
Uit onderzoek van Human Rights Watch, dat toegang had tot een database van het ministerie van Justitie, blijkt dat alleen al tijdens de eerste vijf maanden van de noodtoestand, van maart tot augustus, ten minste tweeëndertig mensen werden geregistreerd als ‘overleden in gevangenschap’, zonder dat de omstandigheden zijn opgehelderd. De meesten van hen bevonden zich in de gevangenissen van Mariona en Izalco, waar ook Manuel gevangenzat. Een andere telling van de Salvadoraanse organisatie Cristosal, die loopt tot eind oktober, brengt het aantal doden op tachtig.
Naast de afranselingen heeft Manuel het ook over een andere martelmethode. In de cel werden regelmatig waterslangen gebruikt en als de vloer nat was, werd een stroomstootwapen geactiveerd ‘zodat we allemaal een schok kregen’.
Onder de gevangenen waren mensen met tatoeages van twee bendes, MS-13 en Barrio 18. ‘Ik sprak niet met ze omdat ik ze haat. Ik had het gevoel dat ik daar zat vanwege hen.’ Het was gebruikelijk om gezamenlijk te bidden. ‘Het geloof was onze steun.’ Manuel vertelt dat een van de gevangenen in het bijzonder, een evangelist, voor iedereen bad. ‘De grootste vijand die je hebt als je daarbinnen zit, is de somberte. Je voelt een immense leegte en je wilt gewoon dood.’
Politieagenten hebben de mogelijkheid om vrijwel iedereen op te sluiten
Manuel werd eind maart gearresteerd, een paar dagen na het begin van de noodtoestand die nu al een jaar duurt. Volgens hem ging het om een wraakactie van enkele politieagenten. Tijdens de pandemie hadden agenten zijn tienjarige zoon geslagen omdat hij geen persoonsbewijs bij zich had toen hij op straat tortilla’s verkocht. Manuel gaf de agenten aan en een rechter veroordeelde hen. Vervolgens verschenen tien agenten bij zijn huis met een arrestatiebevel. Diezelfde dag begonnen de mishandelingen, die duurden ‘tot ze zich begonnen te vervelen’. Hij had twee gebroken ribben. Maar Manuel, een administratief medewerker die tot aan zijn arrestatie op een kantoor werkte waar hij Excel-documenten invulde en fotokopieën maakte, is nog het meest gekwetst doordat hij door de pers werd voorgesteld als een bendelid dat zich schuldig zou hebben gemaakt aan afpersing, moord en lidmaatschap van een terroristische organisatie.
De operatie van Bukele beoogt het geweld terug te dringen en de bendes te ontmantelen. Maar dit proces gaat niet alleen gepaard met beschuldigingen van mensenrechtenschendingen, maar ook met toenemende gebrek aan transparantie. Volgens een telling eind januari door de minister van Justitie en Veiligheid, Gustavo Villatoro, zijn bijna 63.000 mensen gearresteerd. Dat is geen willekeurig aantal; het komt overeen met het geschatte aantal bendeleden in dit land met slechts zes miljoen inwoners.
Kritische politieagenten hebben bekendgemaakt dat ze sinds het begin van de noodtoestand quota opgelegd krijgen om het symbolische aantal arrestaties te bereiken waar de president voortdurend naar verwijst. Van het totale aantal gevangenen is volgens de president zelf 5 procent weer vrijgelaten. Mensenrechtenorganisaties in het land hekelen het feit dat van nauwelijks een derde van de gedetineerden bewezen is dat ze banden hebben met bendes. Bovendien worden strafbare feiten, zoals lidmaatschap van een ‘terroristische organisatie’, zo ruim en onnauwkeurig omschreven dat ze de mogelijkheid bieden om vrijwel iedereen op te sluiten.
Hoopvol
Dolores Almendares, die eveneens met El País sprak, werd op 6 mei vorig jaar door vijf politieagenten gearresteerd op beschuldiging van afpersing. ‘Ze vertelden me dat mijn kinderen “huur” ophaalden bij bedrijven en dat ik dat geld incasseerde,’ vertelt de gemeentelijke bode uit Cuscatancingo, een stad ten noorden van San Salvador. Ze kreeg een akte voorgelegd met daarin de beschuldigingen, maar weigerde te ondertekenen omdat ‘ze geen bewijs hadden’. Ze vroeg om een advocaat, maar ook zij kreeg geen enkele juridische bijstand gedurende de vijf maanden dat ze gevangenzat. Dolores, die lid is van een vakbond, vermoedt dat ze eigenlijk werd gearresteerd omdat ze verschillende stakingen voor betere werkkleding en hogere lonen organiseerde.
Eenmaal op het politiebureau werd ze in de cel geplaatst met ‘meisjes van bedenkelijk allooi. Sommigen hadden MS op hun voorhoofd getatoeëerd’. Ze zegt dat ze niet bang was omdat ze ‘daar nooit bij hoorde’. Net als Manuel besloot ze niet met de andere gedetineerden te praten, want ‘stilte levert je wat op, terwijl je door te praten juist iets kunt verliezen’. Ze herinnert zich dat een politieman tijdens de eerste nacht tegen haar zei: ‘Nu zijn jullie het doelwit. Ik kan jullie nu neerschieten en zeggen dat jullie wilden ontsnappen.’
Ze schat dat er meer dan achthonderd vrouwen opeengepakt sliepen op de betonnen vloer
Tijdens haar eerste dag in de Ilopango-gevangenis, op een half uur van de hoofdstad, werd ze samen met andere gevangenen op een rij gezet. Ze werd uitgekleed, moest samen met twintig andere vrouwen in een ton op de binnenplaats baden en vervolgens moest ze door een scanner. Daarna werd ze in haar genitaliën gekeken ‘om te zien of ik drugs of iets dergelijks bij me droeg, denk ik’. Dolores bracht tweeëntwintig dagen door in een ruimte van 150 vierkante meter met een blikken dak en wanden van geperforeerd metaal. Ze schat dat er meer dan achthonderd vrouwen opeengepakt sliepen op de betonnen vloer, ieder met het hoofd tegen de voeten van een ander. Het toilet was een emmer en de douche een slang. Het eten bestond uit ‘gedroogde bonenpasta’.
Een van de gevangenen, ‘een meisje genaamd Esmeralda’, had onder aan haar nek een tatoeage van het symbool voor oneindigheid. Dolores herinnert zich dat ‘Esmeralda moest overgeven van alles wat ze te eten kreeg. Ze leed ook aan diarree en is uiteindelijk aan uitdroging gestorven.’ Toen ze het bewustzijn verloor, moest ze door verschillende gevangenen worden gedragen ‘omdat ze zo zwaar was’. Vervolgens werd ze meegenomen door de politie en is ze nooit meer gezien. ‘Ze vertelden ons dat ze onderweg naar het ziekenhuis is overleden.’
Mensenrechtenorganisaties hekelen het feit dat de autoriteiten de dood van gevangenen niet melden. Er zijn zelfs verhalen dat families de lichamen van hun gedetineerde familieleden in een massagraf aantroffen.
Dolores bracht nog drie maanden door in de gevangenis van Apanteos, anderhalf uur buiten de hoofdstad. ‘Daar werden we iets beter behandeld. We mochten een uur naar buiten op de binnenplaats, ze gaven ons drie maaltijden en soms kwamen er priesters langs.’ Tijdens haar verblijf in de gevangenis waren er twee onlinehoorzittingen. Er waren geen getuigen of advocaten aanwezig.
Half september werd ze vrijgelaten. Ze moet zich om de twee weken op het politiebureau melden. Haar proces staat gepland voor 8 december, maar haar advocaat vertelde haar iets wat haar voorzichtig enige hoop geeft: ‘Als de noodtoestand voor die tijd wordt beëindigd, zullen degenen die weg mochten uit de gevangenis, helemaal vrij zijn.’
Lees ook: