Sinds zijn debuut Waarom ik soms op en neer spring is Naoki Higashida een internationaal fenomeen; na Murakami is hij waarschijnlijk de best verkopende auteur van Japan. Op zijn vijfde werd hij gediagnosticeerd met een non-verbale vorm van autisme. Hier leest de inleiding van journalist David Mitchell, gevolgd door enkele hoofdstukken van de auteur zelf.
Inleiding van David Mitchell
Naoki Higashida, inmiddels in de twintig, is een vriendelijke, bedachtzame jongeman die bij zijn ouders woont in Chiba, een prefectuur even buiten Tokio. Naoki is autistisch, in een vorm die wordt aangeduid als ernstig en non-verbaal, zodat het voeren van al die vanzelfsprekende gesprekjes die de levens van de meesten van ons zo vergemakkelijken voor hem niet is weggelegd. Dankzij een combinatie van oefening, doorzettingsvermogen en geduld heeft hij echter geleerd te communiceren door zinnen ‘uit te typen’ op een zogeheten alfabetraster, een stuk karton waarop alle lettertekens van het qwertytoetsenbord zijn aangebracht, plus de tekens voor ‘ja’, ‘nee’ en ‘klaar’. Naoki spreekt de fonetische karakters van het Japanse hiragana-alfabet hardop uit en raakt daarbij de overeenkomstige Romeinse letters aan, zodat er zinnen ontstaan die door een transcribent worden genoteerd. (Niemand houdt tijdens deze procedure zijn of haar hand in de buurt van die van Naoki om deze te sturen, een gegeven dat mensen die communiceren via een alfabetraster de sceptische buitenwacht keer op keer moeten voorhouden.) Dit klinkt misschien als een nogal bewerkelijke manier om te vertellen wat je te vertellen hebt, en dat is het ook. Daar komt nog bij dat Naoki door zijn autisme voortdurend wordt bestookt met dingen die hem afleiden, zodat hij regelmatig halverwege een zin opstaat, gaat rondlopen en door het raam naar buiten gaat staan kijken. Hij verliest heel makkelijk de draad van zijn verhaal en moet de zin dan opnieuw beginnen. Ik heb Naoki binnen zestig seconden een ingewikkelde zin zien produceren, maar hem er ook weleens twintig minuten over zien doen om een eenvoudig zinnetje van een paar woorden af te ronden. Als hij een laptop gebruikt, kan Naoki het af zonder menselijke transcribent, maar het beeldscherm en de tekstconvertor (de dropdownmenu’s die nodig zijn om de tekst in Japanse karakters om te zetten) vormen dan een nieuwe bron van afleiding. Naoki heeft elke zin in dit boek met behulp van zijn alfabetraster of zijn laptop geschreven.