Der Spiegel
| Hamburg | Claas Relotius | 30 maart 2017Ahmed en Alin zijn tien en elf jaar oud als hun ouders omkomen in Aleppo. Ze vluchten naar Turkije en werken daar, van elkaar gescheiden, als schrootverzamelaar en naaister. Soms dromen ze van een koningin die Merkel heet.
Op een vroege ochtend deze zomer loopt de dertienjarige Alin, een meisje met vermoeide ogen, zingend door de nog donkere straten van de stad Mersin. Met klepperende sandalen wandelt ze in haar eentje door de fabriekswijk, langs vervallen gebouwen, langs honden die nog slapen en langs lantaarns zonder licht. Het liedje dat ze zingt gaat over twee kinderen die geen leven hadden, maar nadat het ergste leed geleden was toch werden gered.